Aarts advocatuur

Verlengde Velmolen 2A
Postbus 64, 5400 AB te Uden

T(0413) 24 31 21
F(0413) 24 31 22
Einfo@aarts-advocatuur.nl

Letselschade

Nieuws

Eigenaar gebouw aansprakelijk voor val door losgeraakte of gebroken reling tijdens verhuizing, ook al was het slachtoffer onder invloed van alcohol.

Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201901063

Vonnis d.d. 12 juli 2022

inzake

[HET SLACHTOFFER],

wonende in het Verenigd Koninkrijk,

eiser,

hierna: [het slachtoffer],

gemachtigden: mr. R.F. GIBSON jr. en mr. I.Z. GUARDIOLA,

tegen

[DE EIGENAAR VAN HET GEBOUW],

wonende in Sint Maarten,

gedaagde,

hierna: [de eigenaar van het gebouw],

gemachtigde: mr. C.H.J. MERX.
1 Het verdere procesverloop
1.1.

Na het tussenvonnis van 17 augustus 2021 heeft het Gerecht kennisgenomen van de volgende processtukken:

proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 november 2021,

proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 maart 2022,

conclusie na getuigenverhoor met productie van [het slachtoffer],

conclusie na getuigenverhoor van [de eigenaar van het gebouw].

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.
2 De verdere beoordeling
2.1.

In het tussenvonnis van 17 augustus 2021 heeft het Gerecht twee bewijsopdrachten gegeven.

Aan [het slachtoffer]:

laat eiser toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden dat hij op 27 december 2017 in aanraking is gekomen met de reling die brak dan wel losraakte waardoor hij is gevallen,

Aan [de eigenaar van het gebouw]:

laat gedaagde toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden dat eiser op 27 december 2017 tijdens de verhuiswerkzaamheden onder invloed van alcohol verkeerde.
2.2.

Op verzoek van [het slachtoffer] zijn de volgende getuigen gehoord:

[getuige 1],

[getuige 2].

2.3.

Op verzoek van [de eigenaar van het gebouw] zijn de volgende getuigen gehoord:

[getuige 3],

[getuige 4],

[getuige 5].

De bewijsopdracht aan [het slachtoffer]
3.1.

Het Gerecht is van oordeel dat [het slachtoffer] in de bewijsopdracht is geslaagd en motiveert dat als volgt. Allereerst de verklaring van de inspecteur van politie [getuige 1] die als tweede agent ter plaatse van de valpartij arriveerde. Hij heeft de nodige foto’s gemaakt waarvan een deel aan het proces-verbaal van getuigenverhoor zijn gehecht. Zijn verklaring spoort met het politierapport waaruit volgt dat de balkonreling losraakte waardoor [het slachtoffer] op de grond viel. Uit de foto’s volgt dat de reling tegenover de deur waaruit [het slachtoffer] met de bank uitkwam was losgeraakt op een van de aanhechtingsplekken en over de rand van het balkon hangt. Kijkend naar foto 83 blijkt daaruit een aanwijzing temeer; de aanhechtingsplek in detail beschouwend is waar te nemen dat deze is afgebroken bij de beide schroeven en dat kan corresponderen met kracht die op het balkon is uitgeoefend door het achteruitlopen met de bank terwijl de andere persoon de bank vanuit de woning richting de reling duwde. De meest rechter aanhechtingsplek heeft hierdoor volledig losgelaten. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 2]: “Then I suddenly heard a thud. I wondered what had happened. I saw the railing hanging loose. One part was hanging onto the building and the other part was loose, exactly as the picture you are showing me (nr. 81). The couch was sticking out of the opening, al little piece of it was resting on the ridge (in Dutch: richel) of the balcony.” En: “The railing shown on picture 81 was in place before we started working. The guy inside who was holding the couch, told me that [het slachtoffer] backed up into the railing and that it gave way. When we got up there to start the move, so before the accident, one part of the railing was already missing.” Ook uit de verklaring van [getuige 3] volgt dit: “On the picture you are showing me (nr. 81), there’s a railing visible. Before the incident the railing was still attached to the balcony right across the door. (…)”
3.2. [

getuige 4] verklaart dat “…the railing went away. The guy fell over. The railing was partly wood and partly metal. It was damaged because of the hurricane. Some tenants had put rope for the safety of the children.” Verderop: “The higher part of the couch hit the railing, causing the railing to give way.” [getuige 5] heeft de val niet gezien.
3.3.

De verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], in onderling verband en in combinatie met de foto’s, wijzen erop dat [het slachtoffer] en/of de door hem samen met de andere “verhuizer” gedragen bank met kracht in aanraking zijn gekomen met de reling die het hierdoor begaf waardoor [het slachtoffer] viel. Er is geen, althans onvoldoende reden, zoals door [de eigenaar van het gebouw] is aangevoerd, om te concluderen dat [het slachtoffer] over de reling heen is getuimeld. Dit leidt ertoe dat het Gerecht oordeelt dat [het slachtoffer] in de bewijsopdracht is geslaagd.

De bewijsopdracht aan [de eigenaar van het gebouw]
3.4. [

getuige 1] verklaart niets over alcoholgebruik door [het slachtoffer]. Het staat ook niet in het politierapport. [getuige 2] verklaart: “I knew [het slachtoffer] prior to the accident not well, just from on a fishing boat. I went in town to pick the guys up and they saw [het slachtoffer] outside, telling to come as well. He was just walking around, sitting by l’Escargot.1 At that time, his mental and physical state seemed normal. He was lifting things upstairs and downstairs, bringing him to the truck.”
3.5. [

getuige 3] verklaart: “He [[het slachtoffer]] told me he was going to help, but I told him no. I could smell alcohol from his mouth and clothes. The way he was moving, didn’t seem right. He insisted on helping so I said okay.”
3.6. [

getuige 4] verklaart dat hij heeft gehoord en gezien dat beide “verhuizers” alcohol dronken tijdens de werkzaamheden. Hij hoorde hen zeggen dat het bier was. “I could see he was drunk because of the way he walked; he was stumbling on the staircase.”
3.7. [

getuige 5] verklaart dat hij de beide “verhuizers” zag aankomen en dat ze toen al aan het drinken waren. Ze roken naar alcohol. Ze hielden flesjes bier vast. Na de valpartij ging hij naar [het slachtoffer] toe: “I saw him with his head straight against the wall, in an awkward position. He was bleeding from his mouth. I could smell the alcohol coming from mouth in the [moet zijn: and the] blood.”
3.8.

Door [het slachtoffer] worden grote vraagtekens gezet bij de verklaringen van de getuigen [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. Het komt er eigenlijk op neer dat hij zegt dat deze getuigen verklaren wat [de eigenaar van het gebouw] graag wil horen. Het Gerecht overweegt daarover dat dit niet kan worden uitgesloten, maar dat het Gerecht niet om drie beëdigde getuigenverklaringen heen kan.
3.9.

Overwogen wordt dat ook [de eigenaar van het gebouw] in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Er kan van worden uitgegaan dat [het slachtoffer] onder invloed van alcohol verkeerde. Echter, de mate waarin kan niet worden vastgesteld. In de eerste plaats omdat dit, zoals blijkt uit de conclusie na getuigenverhoor van [het slachtoffer], niet door een medicus is vastgesteld. En in de tweede plaats omdat [getuige 2] verklaart dat [het slachtoffer]s “mental and physical state seemed normal”. Dat ontkracht dan mogelijk niet het alcoholgebruik, maar het is wel een aanwijzing dat [het slachtoffer] goed kon helpen met de verhuizing.

Verdere beoordeling
3.10.

Artikel 6:174 BW luidt als volgt: “De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van afdeling 1 zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.”
3.11.

Lid 4 van artikel 6:174 BW bepaalt dat degene die in de openbare registers als eigenaar van de opstal staat ingeschreven, wordt vermoed de bezitter van de opstal te zijn. Dat is geen punt van discussie tussen partijen: [de eigenaar van het gebouw] is eigenaar en bezitter.
3.12.

Het Gerecht is het eens met [het slachtoffer] dat een reling voldoende bescherming moet bieden voor bezoekers en bewoners van het appartementengebouw tegen valpartijen. Dat geldt ook als twee personen die er niet wonen doende zijn een bank uit een appartement te verhuizen en een van hen “klem” komt te zitten tussen de bank en de reling. De reling moet het dan houden, zelfs als door de mogelijke invloed van alcohol [het slachtoffer] zélf zich in deze benarde positie heeft gemanoeuvreerd. Duidelijk is verder dat de “tenzij-clausule” niet opgaat. De orkaanschade heeft zich voorgedaan op 6 september 2017 (de passage van orkaan Irma) en de valpartij op 27 december 2017. Dat betekent dat, als het gebrek aan de reling was ontstaan door de orkaan, er ruimschoots gelegenheid is geweest om de reling te herstellen dan wel waarschuwingen te plaatsen of de galerij af te sluiten.
3.13.

Aldus is voldaan aan de vereisten van artikel 6:174 BW. De vorderingen kunnen worden toegewezen. In de schadestaatprocedure kan een mogelijk beroep van [de eigenaar van het gebouw] op de artikelen 6:95 tot 110 BW worden beoordeeld.2 Het Gerecht constateert namelijk dat door [de eigenaar van het gebouw] op deze wetsartikelen geen beroep is gedaan.
3.14.

Als in het ongelijk gestelde partij wordt [de eigenaar van het gebouw] in de proceskosten veroordeeld.
4 De beslissing

Het Gerecht:

verklaart voor recht dat [de eigenaar van het gebouw] aansprakelijk is voor de door [het slachtoffer] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 27 december 2017,

veroordeelt [de eigenaar van het gebouw] tot vergoeding van de door [het slachtoffer] als gevolg van deze onrechtmatige daad geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf

14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling,

veroordeelt [de eigenaar van het gebouw] in de proceskosten, inclusief beslagkosten, aan de zijde van [het slachtoffer] begroot op NAf. 2.205,15 aan verschotten en op NAf. 7.500,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen vanaf

14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling,

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 12 juli 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Publicatie datum: 8 september 2022 15:11:37
Bron: Bekijk

Terug