Aarts advocatuur

Verlengde Velmolen 2A
Postbus 64, 5400 AB te Uden

T(0413) 24 31 21
F(0413) 24 31 22
Einfo@aarts-advocatuur.nl

Letselschade

Nieuws

Arriva als werkgever aansprakelijk voor gevolgen PTSS van treinmachinist wegens onvoldoende (na)zorg en moet voorschot van € 50.000,00 betalen.

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.320.119/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9459528)

arrest van 28 november 2023

in de zaak van

[appellant] ,

die woont in [woonplaats1] ,

appellant,bij de kantonrechter: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. G.J. Knotter, die kantoor houdt in Utrecht,

tegen

Arriva Multimodaal B.V.,

die is gevestigd in Heerenveen,

geïntimeerde,bij de kantonrechter: gedaagde,

hierna: Arriva,

advocaat: mr. N.H.M. Poort, die kantoor houdt in Heerenveen.

1De verdere procedure bij het hof
1.1
In het tussenarrest van 20 juni 2023 heeft het hof beslist dat een mondelinge

behandeling zal worden gehouden. De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2023 plaatsgevonden. Het verslag (‘proces-verbaal’) van de mondelinge behandeling maakt deel uit van de processtukken.

1.2
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven tijd nodig te hebben om te proberen een regeling te bereiken. Zij hebben het hof later laten weten dat het niet gelukt is om een regeling te treffen. Zij hebben beiden het procesdossier bij het hof ingeleverd en om arrest gevraagd.

22. Waar gaat het in deze zaak om?
2.1
[appellant] heeft als treinmachinist gewerkt voor Arriva. Na een aantal incidenten heeft hij zich ziekgemeld en is hij uiteindelijk volledig arbeidsongeschikt verklaard wegens ernstige psychische klachten (PTTS). Volgens [appellant] heeft hij de psychische klachten opgelopen bij zijn werk voor Arriva. Arriva is tekortgeschoten in haar zorgplicht als werkgever, zodat zij op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is. Hij vordert dat Arriva veroordeeld wordt om alle door hem geleden schade te vergoeden en om een voorschot op die schade aan hem te betalen.

2.2
Arriva heeft bestreden dat zij in haar zorgplicht is tekortgeschoten. De kantonrechter is Arriva daarin gevolgd en heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Het hof komt tot een ander oordeel en zal de vorderingen van [appellant] toewijzen. Die beslissing zal hierna worden uitgelegd.

33. De relevante feiten
3.1
[appellant] , geboren [in] 1961, was vanaf december 2012 na een concessieovergang werkzaam bij Arriva als treinmachinist. Hij heeft eerst – vanaf 1978 – als hoofdconducteur bij NS gewerkt en vanaf 1999 bij Syntus, eerst ook als hoofdconducteur en vanaf 2000 als treinmachinist.

3.2
[appellant] is per 11 april 2017 uitgevallen door arbeidsongeschiktheid. Hij is door het UWV volledig arbeidsongeschikt bevonden en aan hem is per 9 april 2019 een

WIA-uitkering toegekend. Het dienstverband met Arriva is per 13 mei 2019 geëindigd.

3.3
[appellant] verrichtte zijn werkzaamheden – op door medische omstandigheden ingegeven eigen verzoek – vrijwel altijd in de late dienst. Hij is – in ieder geval vanaf 2000 – betrokken geweest bij meerdere incidenten als (bijna) aanrijdingen, spoorlopers, suïcidepogingen en agressie van reizigers.

3.4
Arriva hanteert een ‘Incidenten en logboek rapportage’, het zogeheten ASL Logboek, waarin alle meldingen van incidenten en de daarop ondernomen acties beknopt worden vermeld. Een greep uit de in dit logboek vermelde, door [appellant] gemelde, incidenten levert voor zover in deze procedure van belang het volgende op:

“11-06-2013 14:17

[appellant] heeft een bijna aanrijding tussen Zutphen en Vorden met de 30841 op een onbewaakte overweg. Wd is ingelicht, deze neemt contact met hem op.

03-08-2013 19:31

Mcn meldt een bijna aanrijding bij een onbewaakte overweg (km 18.7) tussen v’veld en aalten. Een ouder echtpaar met een auto ziet tr over het hoofd. Mcn is geschrokken. Mcn rijdt wel zijn dienst.

05-12-2013 20:35

[appellant] krijgt net buiten Wehl ri Didam een aanhangwagen met reclamezuil voor de trein. Deze is vanuit een weiland op het spoor gewaaid. Treinverkeer tussen Zv en Dtc wordt gestaakt. Wd en [naam1] gaan ter plaatse. Ook WD werkplaats gaat ter plaatse. (…) komt als reserve mcn van huis. (…)

11-01-2014 18:46

Mcn meldt dat hij tussen Didam en Wehl in de ogen was geschenen met een laserpen (vanuit de trein) bij binnenkomst in Wehl nogmaals en nu ziet mcn wie het was.

Hij spreekt de jongeman daarop aan en gebiedt hem de trein te verlaten ivm het veroorzaken van een veiligheidsincident. Jongeman wil eerst niet, gaat uiteindelijk wel, maar onder luid protest en het uiten van allerlei verwensingen aan het adres van de mcn en spugen op de cabineruit.

25-03-2014 22:21

Via Prorail Ah de melding gekregen dat mcn bij binnenkomst te Zv een afvallend sein kreeg. De inrijder werd rood. Rijweg en wissel e.d. stonden goed. Volgens Prorail een technische storing. Mcn kon de trein op tijd tot stilstand brengen, erg geschrokken. WD ingeschakeld.

31-05-2014 15:12

Ivm persoon in het spoor op empl Ah, wordt door trdl sein 2140 herroepen, mcn had geel 6 en was net aan het optrekken. Schrik viel mee, mcn kan dienst voortzetten, WD wordt wel ingelicht en deze neemt contact op met mcn.

09-07-2014 22:18

Aanrijding met auto km 21.6 tussen Terborg en Varsseveld. Mcn zeer ontdaan, 21 pass id trein. WD gebeld EdV en deze gaat ter plaatse, verwachte aanrijtijd 1,5 á 2 uur, Steward JS gaat naar mcn voor eerste opvang iol Wd en [naam2] 3730 gaat met dienstauto Rv [naam3] naar ongevalstr als res mcn. (…)

08-08-2014 19:21

mcn rijdt 30951 van Ah naar ww en thv de onbewaakte overweg 22.5 krijgt hij te maken met een auto welke nog net voor hem langs kan komen. Mcn is +/- 3 wkn geleden op dezelfde overweg betrokken geweest bij een ernstige aanrijding met letsel. Mcn is hevig geschrokken en ook wel enige mate van slag. WD ingelicht, deze neemt kontakt op met mcn. Iol met Wd gaat met mcn [naam4] met mcn [appellant] mee en keert in TerBorg terug iol met mcn [appellant] die zich weer wat zekerder voelt.

16-08-2014 16:05

mcn meldt een bijna aanrijding met een auto tussen Terborg en Varsseveld t.h.v. km 21.6 Mcn is flink geschrokken en meldt dat hij er hoofdpijn van heeft gekregen. WD AL hierover ingelicht deze neemt contact op met mcn. Terugkoppeling van WD dat mcn niet verder meer rijd, mcn heeft morgen vrij maar neemt morgen nog contact op of hij maandag kan werken.

25-03-2015 23:27

(…) De mcn komt diverse personen met zaklampen in het spoor tegen. Deze personen hebben geen gele veiligheidskleding aan. De mcn spreekt deze personen hier op aan, deze geven volgens de mcn een grote mond. Deze personen zijn van de recherche. De mcn is hier erg over aangedaan, en wil contact. (…) Wd (…) heft de mcn hierover gesproken.

13-05-2015 23:08

mcn meldt een bijna aanrijding bij oversteekpad in Wehl nabij het station. Een knaap loopt met zijn telefoon in de hand pad over zonder te kijken. Mcn is behoorlijk geschrokken, mcn meldt dat hij wel verder kan maar heeft nog wel knikkende knieen.

09-06-2015 19:16

trdl belt dat mcn (…) bijna aanrijding heeft gehad. mcn [appellant] geeft aan dat er tussen WW en WWest iemand in spoor liep na bocht. (…) mcn is geschrokken. Ik vroeg of mcn doorrijden kon. mcn twijfelde. mcn gaf aan dat er afgelopen half jaar veel gebeurd was. Toen heb ik besloten hem in ZP even van trein te halen. (…) [naam5] heeft mcn opgevangen.(…)

01-07-2015 22:44

Bij het binnenrijden van station Apd schiet er een mcn van Locon vlak voor de trein langs om het perron op te klimmen. (…) 20-08-2015 23:31 mcn [appellant] vraagt of er nog Stewards in de buurt van station Doetinchem zijn. Hij heeft een ‘etterbak’ in de trein. Passagier houdt deur open en heeft voeten op bank. Mcn spreekt reiziger hier op aan en krijgt grote mond; ‘jij moet je grote bek houden’. ASL hoeft geen politie te bellen, maar mcv walgt van bedrijf omdat er savonds nooit controle is.

27-08-2015 16:34

[appellant] meldt bijna aanrijding met reiziger op het overpad aan het eind van het perron in Aalten. (…)

10-09-2015 19:01

Mcn meldt een bijna aanrijding op overpad in Atn. (…)”

3.5
Bij het in het Logboek vermelde incident van 5 december 2013 is de voorruit van de cabine waarin [appellant] zich bevond doorboord door de dissel van de genoemde aanhangwagen, waarbij de dissel hem ternauwernood heeft gemist.

Als gevolg van de in het Logboek vermelde aanrijding op 9 juli 2014 zijn twee inzittenden van de auto vrijwel direct omgekomen en is een derde zwaar gewond geraakt.

3.6
Op 16 december 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en diens leidinggevende [naam1] . In het verslag van dit gesprek staat vermeld:

“Omdat [appellant] zich niet goed voelde en hij ’s middags voor onderzoek naar het ziekenhuis moest ben ik bij [appellant] op bezoek geweest en heb ik gelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om een Functioneringsgesprek te houden. Op de vraag hoe het met [appellant] gaat krijg ik als antwoord “slecht” (…).

(…) Over het contact met de leidinggevende is [appellant] niet te spreken, na het ongeval wat [appellant] heeft gehad op 5 december is [appellant] van mening dat de leidinggevende hem niet voldoende heeft begeleid en opgevangen. (…) Ook miste [appellant] de begeleiding op de eerste dag dat hij weer reed.

Het zou inderdaad kunnen dat de melding van [appellant] is onderschat, dat heb ik uitvoerig met [appellant] besproken. Ook de reden waarom dit misgaat heb ik besproken. De meldingen van [appellant] zijn altijd zwart/wit daardoor weet je soms niet hoe ernstig een melding is. Ik heb een paar voorbeelden met [appellant] besproken. Hij herkent mijn opmerking wel.”

3.7
Na het ongeval van 9 juli 2014 heeft Arriva een consult van [appellant] bij bedrijfspsycholoog [naam6] (hierna: [naam6] ) gearrangeerd. Op 16 juli 2014 heeft een gesprek tussen [appellant] en [naam6] plaatsgevonden. Op 12 augustus 2014,

2 september 2014 en 20 januari 2015 hebben opnieuw dergelijke gesprekken plaatsgevonden. [naam6] heeft over deze gesprekken gerapporteerd. Op 2 september 2014 heeft [naam6] geconstateerd dat sprake lijkt van een stressstoornis die nadere evaluatie/diagnostiek en indien nodig specifieke behandeling behoeft. Voorgesteld is om [appellant] door te verwijzen naar HSK (psychische (werk)nemerszorg), wat Arriva ook heeft gedaan.

3.8
In de rapportage van 22 januari 2015 van [naam6] staat:

“(…) Cliënt heeft de afgelopen periode veel geïnvesteerd in zijn herstel en heeft veel baat gehad bij zijn specifieke psychotraumabehandeling; binnen dit traject zijn veel zaken aan de orde gekomen, die relevant waren/zijn voor zijn persoonlijke en psychische toestandsbeeld.

(…)

Cliënt dient nog enige stappen en verdere progressie te maken, om zodoende weer geheel waardevrij te kunnen functioneren. (…) de verwachting is legitiem dat hij eind februari 2015 weer geheel inzetbaar is. (…)”

3.9
[appellant] is per einde maart 2015 volledig hersteld verklaard en hij heeft zijn werkzaamheden volledig hervat. In een door [appellant] en [naam1] op 15 mei 2015 ondertekend verslag van een functioneringsgesprek van 26 maart 2015 is opgenomen:

“(…) Het gaat op dit moment redelijk goed met [appellant] . Hij is nog wel erg moe na zijn dienst, zeker meerdere dagen achter elkaar voelt nog wel behoorlijk zwaar.

Werk:

Werktijden: [appellant] heeft nu heel erg veel F blokken in zijn rooster gekregen, met name veel F blokken achterelkaar maakt het rooster zwaar. (…) Ik overleg met de planning of het mogelijk is om af en toe F blokken, in overleg met [appellant] , om te zetten in E blokken.

(…)

Het was tijdens het gesprek goed te merken dat [appellant] wat beter gaat met [appellant] en hij beter in zijn vel zit. (…)”

3.10
In een brief van 18 augustus 2015 is [appellant] door Arriva aangesproken op het feit dat hij op 6 augustus 2015 zijn diensttelefoon was vergeten mee te nemen naar het werk. In de brief staat:“Op 13 augustus 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen jou, ondergetekende, in het bijzijn van jouw leidinggevende, [naam1] . Aanleiding van het gesprek is dat je op 6 augustus jl. je diensttelefoon niet bij je had tijdens het uitoefen van je functie als machinist. Je hebt het vergeten van je diensttelefoon gemeld bij onze ASL en je hebt tijdens je dienst op 6 augustus jl. gebruik gemaakt van de privé telefoon. Hierdoor heb je je dienst naar behoren kunnen uitvoeren. Je bent je ervan bewust dat de diensttelefoon onderdeel uitmaakt van je uitrusting die je in je bezit moet hebben op het moment dat je je functie uitoefent als machinist. Ik neem aan dat je er alles aan zult doen om een dergelijke bovenstaande situatie in de toekomst te voorkomen, anders zijn wij genoodzaakt om een (disciplinaire) maatregel te nemen.”

3.11
In een brief van 21 augustus 2015 heeft Arriva [appellant] in kennis gesteld van het voornemen tot opleggen van een disciplinaire maatregel naar aanleiding van een bejegeningsklacht van een reiziger van 17 augustus 2015 en een melding in het logboek naar aanleiding van een incident met een reiziger op 20 augustus 2015. Na een reactie van [appellant] heeft Arriva in een brief van 10 september 2015 aan [appellant] :

“(…) Naar onze mening had de klacht en het incident voorkomen kunnen worden als u op de juiste klantvriendelijke manier gehandeld had. Door uw houding, uw toonzetting roept u irritatie bij de ander op. (…) Daarnaast heeft u zich tegenover uw collega van de ASL negatief uitgelaten over Arriva en het beleid van Arriva. Ook dit vind ik onprofessioneel en onnodig om een collega lastig te vallen met uw frustratie.

Wij verwachten van u dat u in gesprek gaat met uw leidinggevende, de heer [naam1] , over hoe u uw houding en gedrag kunt veranderen (…)”

Er is uiteindelijk geen disciplinaire maatregel opgelegd en het is bij deze brief gebleven.

3.12
[appellant] heeft zich per 12 oktober 2015 ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft in een werkhervattingsadvies van 25 november 2015 geadviseerd om [appellant] door te verwijzen naar gespecialiseerde zorg en daarbij de naam van [naam6] genoemd. De bedrijfsarts heeft gerapporteerd:

“(…) De klachten berusten naar mijn oordeel (gedeeltelijk) op ziekte en leiden tot de volgende beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren:

oa omgaan met stress, emoties er is een forse verstoring van de draagkracht vs draaglast. (…)

Ik heb van partijen begrepen dat er een gesprek is geweest over aanwezige problematiek, maar dat er nog geen oplossing is bereikt. Het kan verstandig zijn met een externe derde (persoon) in gesprek te gaan (…)

Bovenstaand advies heeft als basis de STECR richtlijn mbt arbeidsconflicten.”

3.13
Op 30 november 2015 heeft [appellant] weer met [naam6] gesproken. In de rapportage van [naam6] van 2 december 2015 staat:

“(…) Cliënt voelt zich momenteel erg onzeker en heeft door een aantal confronterende ontwikkelingen binnen zijn werk naar eigen zeggen een onveilig en onbehagelijk gevoel over zijn positie als machinist bij Arriva. Met name een aantal klachten en de afhandeling daarvan zitten hem dwars. (…)”

3.14
Hierna heeft op 15 december 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] , [naam6] , [naam1] en een medewerkster van personeelszaken van Arriva. [naam6] heeft op

18 december 2015 een beknopte samenvatting van dit gesprek opgesteld. Hierin staat:

“(…)

Aan de orde kwamen:

 De incidenten, die onder meer aanleiding hebben gegeven tot een schriftelijke aantekening binnen het personeelsdossier.

 De positie, ontstane beeldvorming en ruis en verwachte gedrag en opstelling van de heer [appellant] .

 De vaststelling dat alle aandacht niet de professionele functie-uitoefening van de heer [appellant] betreft, maar zijn persoonlijke opstelling en gedrag, vaak ingegeven door zijn grote verantwoordelijkheidsgevoel en betrokkenheid bij zijn functie-uitoefening en werkomgeving.

Afspraken:

Indien nodig frequenter overleg en een meer verhelderende relatie met zijn teammanager. In het licht van zijn huidige psychische toestandsbeeld evaluatie bedrijfsarts en opnieuw contact (laten) leggen met zijn therapeute HSK.”

3.15
De bedrijfsarts heeft [appellant] op 28 december 2015 ‘gezien’ en geconcludeerd dat er op dat moment nog sprake was van beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren en dat [appellant] door zijn beperkte reactievermogen en de wankele balans belasting/belastbaarheid nog ongeschikt was voor eigen en ander werk. De bedrijfsarts adviseert een zo spoedig mogelijk in te zetten interventie gericht op klachtenreductie. Vervolgens heeft deze interventie door HSK ingezet. [appellant] is daarnaast in de eerste maanden van 2016 meerdere malen op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. Zijn arbeidsuren zijn in de loop van die periode geleidelijk uitgebreid. De interventie door HSK is medio maart 2016 beëindigd. De bedrijfsarts heeft op 9 maart 2016 gerapporteerd:

“Er is sprake van verbetering, zoals ook blijkt uit de recente informatie van de behandelaar. (…)

– De komende 2 weken nog 3 dagen per week werken (meerijden/zelf rijden), de uren stapsgewijs uitbreiden van 3×4-5 u/wk naar 3×8 u/wk. Hierbij geleidelijk aan meer zelfstandig gaan rijden;

– Vervolgens de uren in overleg met de leidinggevende verder uitbreiden om per 04-04-2016 het eigen werk volledig te hervatten. (…)”

3.16
[appellant] heeft zijn werkzaamheden per 4 april 2016 weer volledig hervat.

3.17
[appellant] heeft zich per 1 oktober 2016 opnieuw ziekgemeld. Op 7 oktober 2016 heeft de bedrijfsarts als volgt gerapporteerd:

“Prognose: Er is sprake van een blijvende beperking.

Arbeid gerelateerde klachten: Nee

Beperkingen en mogelijkheden: Bij betrokkene is sprake van objectiveerbare medische klachten en beperkingen waardoor hij met name in de morgen te allen tijde kortdurend activiteiten dient te kunnen onderbreken c.q. de werkplek kortdurend moet kunnen verlaten. Dit geeft een beperking voor het verrichten van het eigen werk in de morgen waardoor betrokkene op medische gronden is aangewezen op het verrichten van zijn werk in late diensten. (…)”

3.18
In een brief van 17 oktober 2016 heeft Arriva [appellant] naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts bericht dat hij alleen nog zal worden ingezet op zogenoemde E,

J en N blokken en dat hij wordt vrijgesteld van andere blokken. Dit komt neer op het volgen van het advies van de bedrijfsarts.

3.19
Op 27 oktober 2016 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden met de toenmalig leidinggevende [naam7] . In het gespreksverslag staat:

“ [appellant] geeft aan niet goed in zijn vel te zitten. De reden is dat hij nog steeds onder behandeling is voor zijn problemen in de keel. (…) [appellant] geeft aan dat ook spanningen een reden kan zijn dat het niet is hersteld. Ik zie ook dat [appellant] niet goed in zijn vel zit en ik vraag me af of hij het nog wel leuk vindt bij Arriva. [appellant] geeft tal van redenen aan waarom hij zo reageert en gefrustreerd is over een aantal zaken die hij persoonlijk heeft meegemaakt bij Arriva.

(…)

[appellant] geeft aan het werk op de trein goed aan te kunnen, maar er zijn zaken buiten het trein rijden om die hem veel energie kosten. (…)

(…)

[appellant] geeft aan dat de communicatie niet goed is bij Arriva. Als voorbeeld geeft hij aan nog steeds niet te weten waarom hij een disciplinaire maatregel heeft gehad van het voorval met een reiziger en de communicatie met de ASL. Volgens [appellant] heeft hij niets verkeerd gedaan en wel de schuld gekregen. Hij is het daar niet mee eens en wil daar een antwoord op hebben. (…)”

3.20
[appellant] heeft op 20 december 2016 een zogeheten frequent verzuimgesprek gevoerd met zijn teammanager [naam7] en HR-manager [naam8] . In het verslag van dit gesprek van [naam7] is onder ‘Overige bijzonderheden/afspraken’ voor zover van belang vermeld:

“Wij hebben met je gesproken over dat je een goede balans moet vinden tussen werk en privé. Wij hebben de afspraak gemaakt dat je mij tijdig aangeeft als privé en werk niet meer in balans is. (…) We hebben aangegeven dat als de nood aan de man is, je bij mij kan aankloppen en er niet mee blijven rondlopen of klagen bij collega’s over de ontstane situatie. (…)”

3.21
[appellant] heeft zich opnieuw ziekgemeld per 11 april 2017. De bedrijfsarts heeft op 10 juni 2017 in een rapport probleemanalyse gerapporteerd dat de reden van verzuim werkgerelateerd is. Er heeft hierna op 22 mei 2017 een expertiseonderzoek bij Icara medische expertises en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. [appellant] is naar aanleiding hiervan verwezen naar een instelling ten behoeve van een specifieke behandeling. Dit betrof psychotrauma expertisecentrum Psytrec. Bij [appellant] in een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) gediagnosticeerd. [appellant] heeft in september 2017 een intensief therapeutisch traject gevolgd bij Psytrec. Psytrec heeft hierna nadere psychotherapeutische ondersteuning en opvang noodzakelijk geacht. [appellant] is hierna bij psychologiepraktijk De Rietkamp onder behandeling gekomen. Verder is hij opnieuw begeleid door [naam6] (zoals ook in 2014/2015).

3.22
Per 9 april 2019 is aan [appellant] een WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. De verzekeringsarts van het UWV heeft in zijn rapport van 29 januari 2019 geconcludeerd dat [appellant] een ernstige psychische stoornis heeft waardoor onvermogen in het persoonlijk en sociaal functioneren bestaat. Bij beslissing van 14 oktober 2020 is [appellant] door het UWV vanaf 30 januari 2020 een IVA-uitkering toegekend.

3.23
[appellant] is meerdere malen, in november 2009, januari 2010, februari 2015 en februari 2016, beoordeeld, zoals was voorgeschreven in het Besluit en/of Regeling spoorwegpersoneel, op zijn medische en psychologische geschiktheid als treinmachinist. Hij is daarbij steeds geschikt bevonden.

3.24
Binnen Arriva geldt een protocol hoe te handelen in geval van een incident, neergelegd in het Handboek Wachtdienst, waarvan onder meer de hoofdstukken ‘Opvang personeel (na incident of calamiteit)’ en ‘Procedure bij afhandeling aanrijding (object/weggebruiker/persoon)’ onderdeel uitmaken. Ook heeft Arriva een Bedrijfs Opvang Team (BOT), dat nu Team Collegiale Opvang (TCO) heet. Het BOT (TCO) bestaat uit collega’s, waarmee een medewerker die een bijzonder voorval heeft meegemaakt desgewenst in gesprek kan gaan.

44. De beoordeling van het geschil
Wat niet meer ter discussie staat

4.1
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [appellant] lijdt aan PTTS en ook vanwege PTTS arbeidsongeschikt is geworden. In de procedure bij de kantonrechter verschilden partijen van mening over de vraag of de PTTS door het werk is veroorzaakt. De kantonrechter heeft die vraag bevestigend beantwoord. Zij heeft zich bij dit oordeel onder meer gebaseerd op een rapport van Bureau Beroepsziekten FNV, waarin veel relevante medische informatie betreffende [appellant] is samengevat en waarin is verwezen naar relevante literatuur. Ook heeft de kantonrechter betekenis toegekend aan het oordeel van de bedrijfsarts van Arriva, dat sprake is van een beroepsziekte.

4.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van Arriva verklaard dat Arriva zich niet meer verweert tegen de stelling van [appellant] dat sprake is van causaal verband tussen het werk en zijn PTTS. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat dat causaal verband bestaat en dat [appellant] lijdt aan een beroepsziekte, PTTS, die tijdens zijn werkzaamheden voor Arriva is ontstaan. Van belang is dat [appellant] bij de kantonrechter ook heeft aangevoerd dat hij depressieve klachten heeft ontwikkeld door het werk, maar dat de kantonrechter daaraan voorbij is gegaan. Daartegen heeft [appellant] geen grief gericht. In de procedure bij het hof heeft [appellant] zich beperkt tot de PTSS. Het hof zal dat ook doen.

Enkele uitgangspunten voor de beoordeling van de vorderingen van [appellant] 4.3 Voor toewijzing van de vordering van [appellant] is niet alleen nodig dat [appellant] lijdt aan een beroepsziekte, PTSS, die tijdens zijn werk voor Arriva is ontstaan, maar ook dat Arriva haar zorgplicht heeft geschonden en dat causaal verband bestaat tussen deze zorgplichtschending en het ontstaan van de PTSS. Het is aan Arriva om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan en/of dat de PTTS ook zou zijn ontstaan indien zij haar zorgplicht niet zou hebben geschonden.

4.4
Voor wat betreft de omvang van de zorgplicht van Arriva geldt, gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad het volgende. Artikel 7:658 BW biedt geen absolute bescherming van de werknemer tegen het gevaar van het ontstaan van een beroepsziekte, maar verplicht de werkgever om de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid kan worden gevergd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet te snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan.

4.5
Volgens [appellant] rust op Arriva een nog verdergaande zorgplicht dan in zijn algemeenheid al geldt, omdat hij heeft gewerkt onder psychosociaal belastende werkomstandigheden. [appellant] verwijst in dit verband naar het Rooyse Wissel-arrest van de Hoge Raad over de zorgplicht van een TBS-kliniek jegens haar medewerker, die werkte met delictgevaarlijke TBS-patiënten en die door zo’n patiënt was aangevallen en verwond. Het hof is dat niet met [appellant] eens. Allereerst ging het in die zaak om werk waaraan inherent was dat gevaar voor geweldpleging tegen personeel bestond. Het werk als machinist is niet op die wijze ‘inherent gevaarlijk’. Bovendien overwoog de Hoge Raad ook in het Rooyse Wissel-arrest dat de zorgplicht van de werkgever niet zover gaat dat een absolute waarborg ter bescherming van de werknemer wordt gecreëerd, maar ervoor moet zorgen dat wordt voldaan aan een hoog veiligheidsniveau van de werkomstandigheden, dat is toegesneden op het structurele gevaar waaraan de werknemers worden blootgesteld.

4.6
Arriva dient de maatregelen te treffen die in redelijkheid van haar gevergd kunnen worden om te voorkomen dat haar machinisten worden blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen, zoals ongevallen en onveilige situaties. Wat dit laatste betreft kan gedacht worden aan (de dreiging van) fysiek of verbaal geweld door passagiers of andere confrontaties met passagiers. Wanneer zich toch een traumatische situatie voordoet, moet Arriva adequate nazorg verlenen, door te zorgen voor voldoende begeleiding en ondersteuning van de getroffen machinist en hem te ontlasten. Welke nazorg in een concreet geval nodig is, is afhankelijk van de (gezondheids)situatie van de machinist en van diens behoefte, die Arriva in kaart moet brengen.

De zorgplicht van Arriva 4.7 [appellant] is op 5 december 2013 en 9 juli 2014, dus betrekkelijk kort na elkaar, betrokken geweest bij twee ongevallen. Bij het eerste ongeval was zijn eigen leven in gevaar. [appellant] werd net niet geraakt door een zwaar object dat de voorruit van de door hem bestuurde trein doorboorde. Bij het tweede ongeval kwam de door hem bestuurde trein in botsing met een auto. Twee inzittenden overleden ter plaatse, de derde raakte zwaar gewond. [appellant] werd direct geconfronteerd met het ongeval en met de zeer ernstige gevolgen ervan; hij heeft de slachtoffers in het wrak van de auto gezien. Het traumatische (en potentieel traumatiserende) karakter van deze beide gebeurtenissen en zeker dat van de tweede gebeurtenis, zo kort na de eerste, staat niet ter discussie tussen partijen. Gelet hierop rustte in het licht van de hiervoor vermelde uitgangspunten na het eerste ongeval, maar zeker na het tweede ongeval, een vergaande verplichting tot het verzorgen van adequate nazorg voor [appellant] op Arriva.

4.8
Arriva heeft onvoldoende onderbouwd dat zij aan deze verplichting heeft voldaan. Daartoe is het volgende van belang.

4.9
Begeleiding van [appellant] na het ongeval van 5 december 2013 is achterwege gebleven. De leidinggevende van [appellant] heeft hem op 16 december 2013 thuis opgezocht, maar heeft toen de gelegenheid te baat genomen om – onaangekondigd – een functioneringsgesprek met [appellant] te voeren, waarin hij [appellant] heeft gewezen op dienswijze van communiceren (zie 3.6). Hoewel [appellant] aangaf dat het niet goed met hem ging en dat hij begeleiding had gemist na het ongeval, heeft de leidinggevende van [appellant] hem toen geen (externe) begeleiding aangeboden. Er is niet in kaart gebracht welke zorg [appellant] nodig had en hem is ook niet aangeboden om met een psycholoog te praten, zoals dat na het ongeval van 9 juli 2014 wel is gedaan. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens Arriva ook aangegeven dat dit niet goed is gegaan: [appellant] had een gesprek over nazorg moeten hebben en het functioneringsgesprek had later aan de orde moeten komen. Arriva is dan ook tekortgeschoten in haar verplichting adequate nazorg te verstrekken na het ongeval van 5 december 2013.

4.10
Na het ongeval van 9 juli 2014 heeft Arriva er wel voor gezorgd dat [appellant] op korte termijn terecht kon bij bedrijfspsycholoog [naam6] . [appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij tevreden is over de gesprekken met [naam6] . [naam6] heeft er ook voor gezorgd dat [appellant] is doorverwezen naar HSK voor een specialistische behandeling. Arriva heeft daaraan meegewerkt. In maart 2015 is [appellant] , na een (eerste) intensief traject bij HSK, weer volledig aan het werk gegaan.

4.11
Door [naam6] was vastgesteld dat [appellant] een stressstoornis leek te hebben en dat daarvoor specialistische behandeling aangewezen was. Toen [appellant] in maart 2015 terugkeerde op het werk, was het Arriva dan ook bekend dat [appellant] een stressstoornis had en daarvoor was behandeld. Arriva wist (in elk geval) toen dat zij te maken had met een kwetsbare werknemer, iemand die na twee trauma’s op het werk stressklachten had ontwikkeld en daarvoor intensief behandeld was.

4.12
Arriva heeft niet onderbouwd dat zij maatregelen heeft genomen om [appellant] , een werknemer bij wie zoals gezegd sprake was van een wankel psychisch evenwicht, bij diens terugkeer het ‘comfort’ te bieden dat hij nodig had toen hij in maart 2015 volledig zijn werk hervatte. Zij heeft [appellant] wel, in augustus 2015, kort na elkaar schriftelijk aangesproken op zijn functioneren (zie 3.10 en 3.11). In een brief van 18 augustus 2015 is hij aangesproken op het vergeten van zijn diensttelefoon. Hoewel in de brief ook wordt geconstateerd dat [appellant] zijn dienst “naar behoren [heeft] kunnen uitvoeren”, worden hem disciplinaire maatregelen in het vooruitzicht gesteld bij een eventuele herhaling. Dat is een forse terechtwijzing voor een op zich gering verzuim, dat ook niet tot problemen heeft geleid. Arriva heeft bovendien niet duidelijk gemaakt dat zij zich bij het versturen van deze brief rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare psychische situatie van [appellant] en van diens behoefte aan ondersteuning. Daarmee is Arriva in de nazorgverplichting jegens [appellant] tekortgeschoten.

4.13
De brief van 18 augustus 2015 wordt drie dagen later gevolgd door een brief met als onderwerp “voornemen opleggen disciplinaire maatregel”. Aan dat voornemen liggen twee gebeurtenissen ten grondslag. Allereerst een klacht van een reiziger, inhoudende dat [appellant] de reiziger op een onfatsoenlijke niet respectvolle manier van informatie heeft voorzien. Vervolgens de melding in het ASL-verslag van 20 augustus 2015 (zie 3.4), dat [appellant] walgt van Arriva als werkgever omdat er ’s avonds geen controle is in de treinen. Het is opmerkelijk dat de klacht van de reiziger niet eerst aan [appellant] is voorgelegd voor een reactie, maar zonder diens weerwoord de grondslag vormt voor een voornemen tot het opleggen van een disciplinaire maatregel. Na de toelichting van [appellant] op het incident met de reiziger volgt ook geen disciplinaire maatregel. Maar Arriva heeft [appellant] dan al wel onder druk gezet door hem vanwege (onder meer) dat incident een disciplinaire maatregel in het vooruitzicht te stellen. Opmerkelijk is ook dat Arriva in de weliswaar ongepolijst verwoorde kritiek van [appellant] op haar beleid om in de avond geen stewards mee te laten rijden op haar treinen ook een reden ziet om [appellant] ‘onder vuur te nemen’. Uit de context van het ASL-verslag blijkt dat [appellant] om hulp had gevraagd vanwege een probleem met een passagier – toch een stresserende situatie – en Arriva verweet in die situatie terecht te zijn gekomen. Arriva had daarin een reden moeten zien om na te gaan of de stress niet te hoog werd bij [appellant] , die nog geen half jaar weer volledig aan het werk was na ernstige stressklachten. In plaats daarvan sprak Arriva hem, ook nog eens schriftelijk, aan op de toon van zijn kennelijke onvrede en kondigde ze aan een disciplinaire maatregel vanwege (onder meer) die toon te overwegen. Namens Arriva is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof opgemerkt dat de brief van 21 augustus 2015 “niet op deze manier” verstuurd had moeten worden. Dat is nog te voorzichtig: de brief had helemaal niet verstuurd moeten worden. Arriva had [appellant] uiteraard in kennis moeten stellen van de klacht van de passagier en om zijn reactie moeten vragen en had in een gesprek met hem moeten nagaan of de druk op hem niet (weer) te hoog was en op welke manier zij de druk kon verminderen. Arriva heeft niet onderbouwd dat zij bij het versturen van de brief er rekening mee heeft gehouden dat bij [appellant] sprake was van een kwetsbaar psychisch evenwicht en dat de brief dat evenwicht zou kunnen verstoren. In plaats van [appellant] te ondersteunen, heeft zij hem (ook nog eens voorbarig) onder druk gezet. Ook ten aanzien van deze brief heeft Arriva haar verplichting om adequate nazorg te geven geschonden.

4.14
[appellant] verrichtte avonddiensten. Op treinen van Arriva zijn in de avond – op enkele uitzonderingen na – geen stewards aanwezig. De conducteur is de enige functionaris van Arriva. Wel zijn er op afroep stewards beschikbaar. Die moeten dan worden opgepikt op een station waar ze zich op dat moment bevinden. De conducteur kan bij incidenten de hulp inroepen van deze stewards of, bij calamiteiten, van de politie. De stewards moeten dan natuurlijk wel in de buurt zijn van de plaats waar het incident zich voordoet. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dit een bewuste keuze is van Arriva. Anders dan Arriva suggereerde, verplichten de concessievoorwaarden daar niet toe, maar bieden ze Arriva de ruimte om deze – vanuit bedrijfseconomisch perspectief waarschijnlijk wenselijke – keuze te maken.

4.15
Deze keuze van Arriva betekent wel dat de machinist er in de avonduren alleen voor staat. Volgens Arriva is dat verantwoord omdat het tot de taken van de machinist uitdrukkelijk niet behoort om passagiers aan te spreken op hun gedrag. Een machinist dient in de cabine te blijven. De communicatie met de passagiers is beperkt tot het verstrekken van inlichtingen aan reizigers op het perron en via de boordomroep over vertrek- en aankomsttijden of aansluitingen. Het behoort dan ook niet tot de taken van een machinist om passagiers in of buiten de trein aan te spreken op hun gedrag, aldus Arriva. 4.16 Het zal zo zijn dat een machinist volgens de taakomschrijving maar beperkt contact heeft met passagiers, maar dat betekent niet dat dat contact er in de praktijk niet is. [appellant] heeft er terecht op gewezen dat hij door de passagiers wordt gezien als de (enige) functionaris van Arriva op de trein en dat de passagiers van hem verwachten dat hij actie onderneemt, bijvoorbeeld wanneer een medepassagier overlast veroorzaakt of wanneer zij nog snel een kaartje willen kopen. Aan de beide incidenten die Arriva aanleiding gaven de brief van 21 augustus 2015 op te stellen lagen ook contacten met passagiers in dit soort situaties ten grondslag; een passagier die nog snel een kaartje wilde kopen voor de trein zou vertrekken en daarover met [appellant] in discussie raakte en een passagier die overlast gaf. Arriva dient er rekening mee te houden dat haar machinisten vanuit een gevoel voor verantwoordelijkheid voor (de passagiers in) ‘hun trein’ in dit soort situaties toch actie ondernemen, ook al behoort dat niet tot hun takenpakket. In dit verband is van belang dat een machinist om te kunnen inschatten of de hulp van stewards of het inschakelen van politie noodzakelijk is al ‘voeling’ zal moeten houden met wat zich in de trein buiten de cabine afspeelt. Het is dan ook niet te vermijden dat een machinist enig contact heeft met (al dan niet overlast gevende) passagiers. Arriva heeft met haar verwijzing naar de taakomschrijving van de machinist onvoldoende weersproken dat [appellant] zich als enige functionaris van Arriva in de trein verantwoordelijk voelde voor de situatie in de trein en dat die verantwoordelijkheid in combinatie met het idee ‘er alleen voor te staan’ tot druk bij hem leidde. Dat blijkt trouwens ook uit de door Arriva gewraakte opmerking van [appellant] uit het ASL-verslag van 20 augustus 2015. Arriva heeft die druk niet weggenomen door met [appellant] in gesprek te gaan over zijn taken, of door hem (tijdelijk) te laten rijden met een steward. Ook op dit punt is Arriva tekortgeschoten in haar (na)zorgplicht jegens [appellant] .

4.17
De conclusie is dan ook dat Arriva onvoldoende heeft onderbouwd dat zij haar zorgplicht jegens [appellant] is nagekomen. Bij deze stand van zaken kan een beoordeling van het Handboek wachtdienst en van de effectiviteit van het BOT (zie 3.24) achterwege blijven.

Causaal verband tussen schending van de zorgplicht en PTSS 4.18 Arriva heeft onvoldoende onderbouwd dat het causaal verband tussen haar zorgplichtschending en de PTSS van [appellant] ontbreekt. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] ook klachten zou hebben gehad indien Arriva haar zorgplicht wel zou zijn nagekomen. In dit verband is van belang dat [appellant] zich anderhalve maand na de brief van 21 augustus 2015 opnieuw heeft ziekgemeld en dat uit de berichten van bedrijfsarts en behandelend psychologen blijkt dat [appellant] onvoldoende steun van Arriva ervaart.

De vorderingen van [appellant] 4.19 Uit wat hiervoor is overwogen, blijkt dat [appellant] lijdt aan een beroepsziekte (PTSS) die bij zijn werk voor Arriva is ontstaan en dat Arriva niet heeft aangetoond dat zij haar zorgplicht is nagekomen of dat nakoming van de zorgplicht het ontstaan van de beroepsziekte had kunnen voorkomen. Daarmee is Arriva aansprakelijk voor de schade die [appellant] lijdt ten gevolge van de PTSS. De vordering van [appellant] om Arriva te veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden materiële en immateriële schade is in zoverre toewijsbaar dat het gaat om de schade vanwege PTSS.

4.20
[appellant] heeft ook een voorschot van € 50.000,- gevorderd op de door hem geleden en nog te lijden schade. In de inleidende dagvaarding is dat voorschot uitvoerig onderbouwd met gegevens over het inkomen van [appellant] bij Arriva en over de arbeidsongeschiktheids-uitkering die hij ontvangt. Arriva heeft in de procedure bij de kantonrechter aangegeven dat zij er de voorkeur aan geeft eerst de procedure over de aansprakelijkheidsvraag te voeren en pas daarna (zo nodig) in te gaan op de omvang van de schade. Het hof is niet aan die keuze van Arriva gebonden. Arriva heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om zich uit te laten over de omvang van de schade en over de onderbouwing daarvan door [appellant] . Het hof ziet dan ook geen reden om Arriva die gelegenheid alsnog te bieden. Daarbij is van belang dat gelet op de door [appellant] overgelegde informatie over zijn salaris en zijn uitkering en op wat vaststaat over de leeftijd van [appellant] en diens resterende verdiencapaciteit voldoende aannemelijk is dat de schade van [appellant] meer dan € 50.000,- bedraagt.

4.21
Ook de vordering tot vergoeding van de door Bureau Beroepsziekten FNV gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 16.072,90 is toewijsbaar. [appellant] heeft de omvang en de verschuldigdheid van deze kosten voldoende inzichtelijk gemaakt en heeft onderbouwd dat is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets. Omdat gesteld noch gebleken is dat [appellant] over deze kosten wettelijke rente verschuldigd is, is de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente over deze kosten niet toewijsbaar.

Conclusie 4.22 Het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd en de vorderingen van [appellant] zullen alsnog (grotendeels) worden toegewezen. Bij deze stand van zaken dient Arriva, als de in het ongelijk gestelde partij, te betalen de kosten van de procedure bij de kantonrechter (salaris gemachtigde € 1.496,-) en die bij het hof (salaris advocaat 2 punten, tarief IV) , vermeerderd met wettelijke rente. Een afzonderlijke veroordeling in de nakosten is niet noodzakelijk voor de verschuldigdheid ervan en zal dan ook achterwege blijven.

5. De beslissing

Het hof:

vernietigt het vonnis van de kantonrechter in Leeuwarden van 11 oktober 2022,en beslist zelf als volgt:

veroordeelt Arriva tot vergoeding van de materiële en immateriële schade van [appellant] ten gevolge van diens PTTS, welke schade moet worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;

veroordeelt Arriva tot betaling aan [appellant] van een voorschot van € 50.000,- op de vergoeding van die schade;

veroordeelt Arriva tot betaling aan [appellant] van € 16.072,90;

veroordeelt Arriva in de kosten van de procedure van [appellant] en stelt de kosten vast op:

– € 631,97 aan kosten en € 1.496,- voor salaris van de gemachtigde in de procedure bij de kantonrechter; – € 914,18 aan kosten en € 4.314,-voor salaris van de advocaat in de procedure bij het hof;

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.E. Wichers en M.M. Lorist en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op

28 november 2023.

Rb Noord-Nederland 11 oktober 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3584.

HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3837.

Vaste rechtspraak, zie onder meer HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3313, 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129 en 11 november 2011, ECLI:NL:HR:BR5223.

HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:BR5223.

De grief van [appellant] slaagt.

HR 20 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.

Publicatie datum: 5 december 2023 18:57:06
Bron: Bekijk

Terug