Aarts advocatuur

Verlengde Velmolen 2A
Postbus 64, 5400 AB te Uden

T(0413) 24 31 21
F(0413) 24 31 22
Einfo@aarts-advocatuur.nl

Letselschade

Nieuws

Rechter in deelgeschilprocedure stelt alle gestelde medische gevolgen whiplash na neurologisch en neuropsychologisch expertiseonderzoek tussen partijen op onderdelen gespecificeerd vast.

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rekestnummer: C/05/336669 / HZ RK 18-15

Beschikking van 24 juli 2018

in de zaak van
[ verzoekster ] ,
‘wonende te [ woonplaats ],
verzoekster,
advocaat mr. I. Laseur te Heerhugowaard,

tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
advocaat mr. E. Bos-van den Berg te Zwolle.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift
– het verweerschrift
– de mondelinge behandeling. ,

1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2. De feiten

2.1.
Op 16 november 2011 is [ verzoekster ] als bestuurder van een personenauto op de A9 aangereden door een andere automobilist. [ verzoekster ] reed op het moment van de aanrijding ongeveer 100 km per uur. Er was sprake van een aanrijding tegen de linker achterzijde van de auto van [ verzoekster ] , waardoor de auto van [ verzoekster ] is gaan spinnen. De auto van [ verzoekster ] is meerdere keren om de eigen as gedraaid en tegen de vangrails aan beide zijden van de weg gebotst. De auto van [ verzoekster ] is uiteindelijk, nadat haar auto ook nog door een derde auto is geraakt, tegen de vangrails tot stilstand gekomen.

2.2.
De automobilist die [ verzoekster ] als eerste heeft geraakt, was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. Achmea heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.

2.3.
[ verzoekster ] heeft na het ongeval diverse klachten gekregen.

2.4.
In overleg tussen partijen heeft een neurologische en een neuropsychologische expertise plaatsgevonden.

2.5. Neuroloog P. Verlooy (hierna te noemen: Verlooy) heeft [ verzoekster ] op 6 januari 2017 onderzocht en in zijn rapport van 24 mei 2017 onder meer het volgende vastgelegd:

“( … ) Huidige klachten

1. Pijn in de nek. Dit betreft de gehele nek. De pijn straalt uit naar het achterhoofd en gaat gepaard met hoofdpijn in het achterhoofd, uitstralend naar de ogen. Deze pijn is continu aanwezig en scoort op een schaal van 1-10 een 7,5. De nekpijn straalt ook uit naar de schouders.
2. Pijn in de onderrug. Deze straalt uit naar de billen. Ook deze pijn is er continu en scoort een 5.
3. Betrokkene is vergeetachtig. ( … ) Verder kan betrokkene zich niets meer herinneren uit haar jeugd. ( … ) Daarnaast heeft zij last van verminderde concentratie. Ze is snel afgeleid. ( … ) Verder heeft zij een kort lontje. ( … ) Zij is ook overgevoelig voor fel licht en hard geluid.
4. Betrokkene slaapt slecht. ( … )
5. Betrokkene is draaiduizelig met vlagen, ongeveer 1 à 2 maal per dag. ( … )
6. Betrokkene is bang in de auto, vooral als het vriest.
7.. Betrokkene heeft ook steken in de schouders en in het borstbeen. Soms heeft zij slapende benen of slapende armen. ( … ) Zij voelt zich ook soms benauwd en heeft pijn in de borstkas bij draaien. Zij is snel vermoeid. Betrokkene valt soms om. Ze verliest dan haar evenwicht. ( … )
8. Betrokkene hoort vaak een piep in haar oren, links meer dan rechts. Omdat dit niet in de medische correspondentie is vermeld, wordt dit besproken. Volgens betrokkene heeft zij dit besproken en met de huisarts en weet niet waarom dat niet is genoteerd.

Klachten voor het ongeval

Voor het ongeval had betrokkene geen klachten.
( … )

Voorgeschiedenis

Op haar 11e jaar heeft betrokkene een ongeval gehad bij het paardrijden. Daarvan is zij weer helemaal hersteld. Er is bij haar ADD vastgesteld, dyslexie en dyscalculie. Zij heeft ook een periode pijn op de borst en de ribben links gehad tijdens de zwangerschap, maar dit is na de bevalling verdwenen.
( … .)

Medicatie

Paracetamol dagelijks 6 maal 1 tablet. Ibuprofen 400 mg dagelijks 6 maal 1 tablet.
Betrokkene heeft dit met haar huisarts besproken en weet dat zij hier niet te lang mee door moet gaan.

Sociale anamnese

Betrokkene woont met haar dochter, die thans 7 jaar oud is. Er is geen contact meer met de vader sinds het derde jaar. Betrokkene is gescheiden toen haar dochter 1,5 jaar was.
( … )

Samenvatting anamnese en onderzoek

( … .)
Sinds het ongeval heeft zij last van nekpijn. lage rugpijn, hoofdpijn, pijn in het borstbeen, pijn in de schouders, vaak een piep in de oren, vergeetachtigheid, verminderde concentratie, een kort lontje, overgevoeligheid voor fel licht en hard geluid, slecht slapen, nachtmerries, plotseling omvallen, duizeligheid, benauwdheid, bang in de auto, steken in de schouders en in het borstbeen en soms slapende armen en benen. Verder is betrokkene alles vergeten wat zich in haar jeugd heeft afgespeeld.
Bij neurologisch onderzoek zijn er geen afwijkingen. De rotatie van de CWK is eindstandig pijnlijk in beide richtingen.
( … )

Overwegingen

Het is aannemelijk; gezien de aard en de impact van het ongeval, dat er sprake is geweest van een geforceerde nekbeweging met overrekking van de weke delen, die de CWK omgeven. Bij beeldvormend onderzoek (X CWK en MRl CWK) zijn traumatische afwijkingen uitgesloten en er zijn ook geen andere afwijkingen aangetoond. Er is dus in principe sprake geweest van een whiplash trauma. waardoor de klachten over nekpijn en hoofdpijn, die direct na het ongeval zijn ontstaan en ook in de medische correspondentie zijn gedocumenteerd, kunnen worden verklaard. Meestal verdwijnen whiplash gerelateerde klachten binnen enkele maanden, maar in sommige gevallen persisteren de klachten, waarbij er geen anatomisch substraat aanwijsbaar is, maar de klachten kunnen worden gezien als chronisch pijnsyndroom. Bij betrokkene zijn de pijnklachten gedocumenteerd, waarbij enkele malen ook een bewegingsbeperking wordt vermeld. Bij het huidige neurologisch onderzoek is er geen bewegingsbeperking van de CWK en alleen bij rotatie in de uiterste stand in beide richtingen is er desgevraagd pijn. Tijdens de anamnese en het onderzoek valt geen antalgisch gedrag op. Het is aannemelijk dat de aanvankelijk kennelijk hevige nekklachten inmiddels in belangrijke mate zijn gereduceerd. Niet zelden gaan whiplashklachten gepaard met andere klachten, zoals klachten op cognitief gebied. Omdat betrokkene daar in belangrijke mate over klaagt, is een neuropsychologisch onderzoek verricht door drs. T. Koene, klinisch neuropsycholoog. Samenvattend zijn er bij dit onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor cognitieve functiestoornissen. De verhoogde score op een stemmingsvragenlijst kan wijzen op milde somberheid.

Het is, gezien de aard van het ongeval, aannemelijk dat betrokkene als gevolg van het ongeval pijnklachten heeft gekregen in de lage rug, mede omdat bij het onderzoek op de spoedeisende hulp een contusie in de lage rug is vastgesteld. Het is echter niet aannemelijk dat betrokkene thans nog reële klachten van de lage rug ondervindt, omdat het slechts een oppervlakkige contusie betrof en een mechanisme zoals dat van toepassing kan zijn voor de CWK, niet van toepassing is op de LWK Bij het neurologisch onderzoek is het onderzoek van de LWK normaal en is er geen pijnaangifte en geen antalgisch gedrag.

Het is aannemelijk dat betrokkene direct na het ongeval pijnklachten heeft gehad van het borstbeen, omdat dit vaker gezien wordt als gevolg van de druk door de veiligheidsgordel.

Ook deze klachten verdwijnen in het algemeen en er is geen verklaring voor het feit dat betrokkene thans nog pijn heeft in het sternum.

Naast bovengenoemde klachten noemt betrokkene nog een aantal andere klachten. Daarbij valt op dat de klachten over tinnitus, plotseling omvallen, een kort lontje, slapende benen en armen en snelle vermoeibaarheid in de medische correspondentie niet zijn gedocumenteerd. Bij het neurologisch onderzoek kunnen geen afwijkingen worden gevonden van de coördinatie en het evenwicht en kan geen verklaring worden gevonden voor de klachten over het plotseling vallen. De klacht over draaiduizeligheid doet anamnetisch denken aan een benigne paroxysmale positieduizeligheid, maar dit kan niet worden vastgesteld bij de manoeuvre van Hallpike, zodat de klachten niet kunnen worden geobjectiveerd

Diagnose Whiplash associated disorder graad 1..

( … )

Beantwoording van de vragen

(… )

Vraag 1b
Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
– de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
– de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan?

Antwoord
Uit de inlichtingen van de huisarts kan het volgende worden opgemaakt:
Er wordt vermeld dat in de periode van november 2009 tot en met november 2011 er in het dossier geen nekklachten worden vermeld, wel thoracale pijnklachten. Het journaal van 17-8-2011 tot 2015 wordt toegevoegd. Op 17-8-2011 wordt pijn links in de borst vermeld.
Bij liggen op de rug of zij wordt het erger. Er is drukpijn links op de thorax en op de tussenribspieren.

Betrokkene is behandeld door verschillende fysiotherapeuten, een Mensendieck therapeute en een chiropractor, alsmede door de revalidatiearts en een psycholoog met EMDR behandeling. Na de behandeling durft betrokkene weer auto te rijden en heeft zij minder hoofdpijn gekregen.
( … .)

Vraag ld
Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

Antwoord
Er is in het algemeen samenhang tussen de informatie van betrokkene en de gegevens uit het medisch dossier, behoudens haar klachten over tinnitus, plotseling omvallen, een kort lontje, slapende armen en benen, die in de medische correspondentie niet zijn gedocumenteerd.
( … )

Vraag 1g
Kunt u aan de hand van de AMA-guides tot the Evaluation of Permanent Impairment (6e editie), eventueel aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, aangeven welk percentage blijvende invaliditeit op uw vakgebied ontstaan is?
Wilt u de wijze waarop het percentage opgebouwd is zo veel mogelijk toelichten?

Antwoord
Uitgaande van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan geen functieverlies worden toegekend bij persisterende klachten na een whiplash trauma. Uitgaande van de AMA Guides 6e editie wordt het whiplash trauma besproken op pagina 564, tabel 17-2. Indien er sprake is van een specifiek nektrauma met persisterende .nekklachten, waarbij irradiatie optreedt, zoals in het geval van betrokkene naar het achterhoofd en beide schouders, kan er een functieverlies worden toegekend met een maximum tot 3% van de persoon. Rekening houdend met het neurologisch onderzoek, waarbij geen bewegingsbeperking kan worden vastgesteld, maar alleen bij rotatie in de uiterste stand er pijnaangifte is, kan het percentage in casu worden geschat op 1% van de persoon.

Vraag 1h
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven in het bijgevoegde beperkingenformulier en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Antwoord
Omdat er uitgaande van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie geen functieverlies kan worden vastgesteld voor chronische whiplash klachten, kunnen er op neurologisch vakgebied ook geen beperkingen worden vastgesteld.

Vraag 1i:
Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?

Antwoord
Het is thans, ruim 5 jaar na het ongeval, mogelijk om de blijvende gevolgen van het ongeval op neurologisch vakgebied te beoordelen.
( ….) ”

2.6.
Neuropsycholoog T. Koene (hierna te noemen: Koene) heeft [ verzoekster ] op6 februari 2017 onderzocht en in haar rapport van 9 februari 2017 het volgende vastgelegd:
( … )

Huidige klachten
( … )

Klachten op cognitief gebied
– snel afgeleid en een minder goede concentratie
– vergeetachtig en met lijstjes moeten werken
– bij lezen vergeet betrokkene het gelezene snel
– betrokkene heeft sinds het ongeval geen herinneringen meer aan haar jeugd. Voor het ongeval had zij die herinneringen wel.
( … .)

Conclusie
Aandacht en concentratie zijn voldoende, alleen een test met cijfers voor het werkgeheugen gaat niet zo goed. Dit zal samenhangen met de dyscalculie. Het onmiddellijk geheugen is voldoende. de afleidbaarheid is bij één test mogelijk licht verhoogd, de volgehouden aandacht is zondermeer goed, verdelen van de aandacht gaat goed en het tempo van werken is gemiddeld tot hooggemiddeld. Het inprenten, onthouden en herinneren van nieuwe verbale informatie gebeurt op een niveau overeenkomstig of hoger dan de verwachting op basis van leeftijd en opleiding. De scores bij het leren van visuele informatie variëren van hoog tot matig. De meer automatische geheugen registratie, welke een intact leervermogen, maar relatief weinig inspanning en concentratie vraagt, is ongestoord. Er zijn geen afwijkingen gevonden in taalbegrip en taalexpressie. De spraak is vloeiend, de inhoud is samenhangend. Het opdiepen van woorden met een bepaalde begin letter verloopt op laaggemiddeld niveau, dit kan passen bij de dyslexie. De onderzochte executieve functies als planning, flexibiliteit, controle -en geheugenzoekprocessen verlopen volgens verwachting. Er zijn geen aanwijzingen voor stoornissen in de visie-ruimtelijke functies en vaardigheden.
Op grond van de verhoogde score op een depressievragenlijst kan milde somberheid niet worden uitgesloten.
De testresultaten kunnen worden beschouwd als een betrouwbare weergave van de capaciteiten op cognitief gebied

Samengevat zijn er middels dit testonderzoek geen aanwijzingen gevonden voor cognitieve functiestoornissen. De verhoogde score op een stemmingsvragenlijst kan wijzen op milde somberheid..
( … .) ”

3. Het verzoek en het verweer

3.1.
[ verzoekster ] heeft verzocht dat de rechtbank bij vonnis (rechtbank: bedoeld zal zijn beschikking), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. het bestaan van de onder punt 16 van het verzoekschrift genoemde 17 klachten van [ verzoekster ] vast zal stellen;
b. het causaal verband tussen het ongeval d.d. 16 november 2011 en de door [ verzoekster ] gestelde klachten vast zal stellen en
c. de kosten verbonden aan het voeren van deze procedure aan de zijde van [ verzoekster ] zal begroten en Achmea zal veroordelen tot betaling van deze kosten aan [ verzoekster ] .

3.2.
Na het ongeval heeft [ verzoekster ] klachten gekregen die zij voor het ongeval niet had. Alle 17 door de neuroloog (en in randnummer 16 van het verzoekschrift) weergegeven klachten zijn na het ongeval ontstaan, en bestaan thans nog steeds. De onderzoeken door Verlooy en Koene hebben in overleg met Achmea plaatsgevonden. Zowel Verlooy en Koene beschikten tijdens hun onderzoek over het gehele medische dossier van [ verzoekster ] . Uit de rapportage van VerIooy volgt volgens [ verzoekster ] dat alle 17 genoemde klachten in het medische dossier zijn gedocumenteerd. Voor zover dat met betrekking tot een enkele klacht niet het geval is, is dat een omissie, omdat deze klachten wel besproken zijn, maar niet in het dossier zijn vastgelegd door de behandeld arts.

3.3.
Achmea heeft verzocht de verzoeken van [ verzoekster ] af te wijzen, geen kosten veroordeling en -begroting uitte spreken en evenmin de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Op de inhoud van het verweer zal zo nodig in het navolgende worden ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.
Achmea heeft ten eerste aangevoerd dat de zaak zich niet leent voor behandeling in deelgeschil, omdat het geschil in feite betrekking heeft op de vraag of er een verzekeringsgeneeskundige expertise moet komen. [ verzoekster ] zou dan ook een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht moeten indienen.
[ verzoekster ] heeft daarover aangevoerd dat zij voor een deelgeschil heeft gekozen omdat er tussen haar en Achmea discussie bestaat over het causaal verband tussen de klachten en het ongeval, zodat thans eerst het causaal verband moet worden vastgesteld alvorens (mogelijk) een verzekeringsgeneeskundige kan worden ingeschakeld.

4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek geschikt is voor behandeling in deelgeschil. Een beslissing op het verzoek kan bijdragen aan de totstandkoming van een schikking, nu partijen verdeeld zijn over de vraag welke klachten als ongevalsgevolg hebben te gelden. [ verzoekster ] is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.

4.3.
In deze zaak gaat het om de vraag of het bestaan van de door [ verzoekster ] gestelde klachten in juridische zin kan worden vastgesteld en vervolgens of deze klachten in juridisch causaal verband staan tot het ongeval. Er is sprake van een whiplash associated disorder graad 1 waarbij medisch objectieve afwijkingen ontbreken. Dit ontbreken van objectieve neurologische en neuropsychologische afwijkingen en/of stoornissen staat – anders dan Achmea heeft betoogd – het aannemen van rechtens relevante klachten niet in de weg. Voor het vaststellen van het bestaan van de gestelde klachten zal door de rechtbank moeten worden beoordeeld of sprake is van een plausibel klachtenpatroon. Bij deze plausibiliteitstoets komt het aan op een feitelijke beoordeling aan de hand van alle beschikbare (medische) informatie.

Voor het bewijs van causaal verband is voldoende dat [ verzoekster ] met een redelijke mate van waarschijnlijkheid aannemelijk maakt dat de door haar gestelde klachten het gevolg zijn van het ongeval. Daarbij heeft te gelden dat indien [ verzoekster ] de klachten vóór het ongeval niet had, de klachten op zich door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, het bewijs van het oorzakelijk verband in beginsel geleverd is. Tenslotte is een ruime toerekening ex artikel 6:98 BW het uitgangspunt. Hierna zal eerst per gestelde klacht of per groep van gestelde klachten worden beoordeeld of deze de hiervoor genoemde plausibiliteitstoets doorstaan. Daarna zal worden beoordeeld of de rechtens relevante klachten in causaal verband staan tot het ongeval.

Pijn in de gehele nek en hoofdpijn

4.4.
Ten aanzien van de pijn in de nek en de hoofdpijn heeft Verlooy in zijn rapportage opgemerkt dat deze klachten direct na het ongeval zijn ontstaan en in de medische correspondentie zijn gedocumenteerd. Deze klachten kunnen volgens Verlooy worden verklaard omdat sprake is geweest van een whiplashtrauma. Hoewel whiplash gerelateerde klachten meestal binnen enkele maanden verdwijnen, persisteren de klachten in sommige gevallen, hoewel geen anatomisch substraat aanwezig is. De klachten kunnen in dat geval worden gezien als chronisch pijnsyndroom, aldus Verlooy. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat deze klachten plausibel zijn. Daar doet niet aan af dat Achmea heeft gewezen op de opmerking van Verlooy dat het aannemelijk is dat de kennelijk hevige nekklachten inmiddels in belangrijke mate zijn gereduceerd. Daarmee zijn de nekklachten immers niet weg.

Pijn in de onderrug

4.5.
In de verslaglegging van het bezoek aan de spoedeisende hulp is melding gemaakt van een oppervlakkige contusie van de lendenwervels. Daarbij is opgemerkt dat 100% herstel wordt verwacht. Verlooy acht het niet aannemelijk dat [ verzoekster ] op het moment van zijn onderzoek nog lage rugklachten ondervindt. Bij onderzoek was de LWK immers normaaI en was er geen pijnaangifte en geen antalgisch gedrag. [ verzoekster ] heeft verder geen onderbouwing gegeven van haar stelling dat zij thans nog steeds lage rugklachten heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van de lage rugklachten niet kan worden vastgesteld dat deze plausibel zijn.

Vergeetachtigheid en concentratieproblemen

4.6.
[ verzoekster ] heeft hierover aangevoerd dat deze klachten door Verlooy worden genoemd in zijn rapportage als huidige klachten en dat Verlooy bij de beantwoording van vraag 1d heeft aangegeven dat er samenhang bestaat tussen de door [ verzoekster ] verstrekte informatie en de gegevens uit het medisch dossier. Verlooy merkt ook op dat chronische whiplash klachten niet zelden gepaard gaan met klachten op cognitief gebied. Deze klachten zijn volgens [ verzoekster ] sinds het ongeval gedocumenteerd en passen bij de chronische whiplash-pijnklachten. Dat Koene geen cognitieve functiestoornissen heeft geconstateerd, betekent volgens [ verzoekster ] niet dat zij op dat gebied geen klachten kan hebben.
Achmea heeft gewezen op de rapportage van Koene, waaruit volgt dat geen cognitieve functiestoornissen zijn aangetoond, zodat deze klachten van [ verzoekster ] niet zijn geobjectiveerd.

4.7.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, betekent het enkele feit dat de klachten niet geobjectiveerd konden worden door Koene, niet dat de klachten (vergeetachtigheid en concentratie problemen) niet rechtens vastgesteld kunnen worden. In dit geval worden de klachten echter enkel genoemd door [ verzoekster ] bij het neurologisch en neuropsychologisch onderzoek. Nergens anders komen deze klachten in het medisch dossier terug. Ook anderszins zijn geen feiten door [ verzoekster ] gesteld waaruit zou kunnen volgen dat er sprake is van een plausibel klachtenpatroon op dit punt. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de klachten tijdens de onderzoeken van Verlooy en Koene zijn genoemd door [ verzoekster ] niet meebrengt dat aan de plausibiliteitstoets is voldaan.

Kort lontje/prikkelbaar, tintelingen in armen en benen, piep in de oren/tinnitus

4.8.
[ verzoekster ] heeft aangevoerd dat zij sinds het ongeval een ‘kort lontje’, tintelingen in armen en benen en een piep in haar oren heeft. Verlooy heeft in zijn rapport geschreven dat deze klachten niet terug te vinden zijn in het medische dossier, [ verzoekster ] heeft aangevoerd deze klachten wel besproken te hebben in de medische sector. [ verzoekster ] heeft dit ook aan Verlooy vermeld. Bovendien is de medische sector niet altijd even secuur met het vastleggen van hetgeen besproken is. Vaak wordt ook volstaan met de melding ‘whiplash klachten’. Daaronder valt dan ook de prikkelbaarheid, tintelingen in armen en benen en tinnitus, aldus [ verzoekster ] . Achmea heeft betwist dat [ verzoekster ] die klachten in de medische sector besproken heeft.

4.9.
De rechtbank volgt [ verzoekster ] niet in haar standpunt. De term ‘whiplash’ is zodanig ruim omschreven, dat daaronder niet altijd de op dit punt in het geding zijnde klachten begrepen zijn. Het had op de weg van [ verzoekster ] gelegen om nadere informatie uit de medische sector over te leggen dat met de verslaglegging ‘whiplash’ bedoeld is vast te leggen dat sprake is van prikkelbaarheid/een kort lontje, tintelingen in armen en benen en tinnitus, althans dat deze klachten expliciet (steeds) door [ verzoekster ] genoemd zijn. Omdat [ verzoekster ] dit niet heeft gedaan en overigens uit de overgelegde informatie niet valt af te leiden dat deze klachten zijn besproken in de medische sector, kan niet worden vastgesteld dat in dit verband sprake is van een plausibel klachtenpatroon.

Overgevoeligheid voor fel licht en hard geluid

4.10.
[ verzoekster ] heeft hierover aangevoerd dat deze klacht door zowel Verlooy als Koene in hun rapportage als huidige klacht wordt genoemd. Deze klacht is volgens [ verzoekster ] sinds het ongeval gedocumenteerd en past bij de chronische whiplash-/pijnklachten die zij heeft. Daarmee is volgens [ verzoekster ] voldaan aan de plausibiliteitstoets.

4.11.
Naast het feit dat Verlooy en Koene de klacht in hun rapportages (slechts) als huidige klacht vermelden, blijkt nergens uit dat [ verzoekster ] de klachten eerder in de medische sector beeft gemeld, laat staan dat er onderzoek naar is gedaan. Deze klachten kunnen hierdoor de plausibiliteitstoets dan ook niet doorstaan.

Slaapproblemen

4.12.
[ verzoekster ] heeft hierover aangevoerd dat deze klacht door Verlooy én Koene in hun rapportage als huidige klacht wordt genoemd. Deze klacht is volgens [ verzoekster ] sinds het ongeval gedocumenteerd en past bij de chronische whiplash-pijnklachten die zij heeft. Daarmee is volgens [ verzoekster ] voldaan aan de plausibiliteitstoets.

4.13.
Uit het huisartsenjournaal volgt dat de slaapproblemen diverse keren – voor het eerst op 30 november 2011 – aan de orde zijn gesteld door [ verzoekster ] . Zij heeft er ook medicatie voor gekregen. Voorts heeft ook psycholoog Z melding gemaakt van het feit dat [ verzoekster ] slaapproblemen had. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de slaapproblemen sprake is van een plausibel klachtenpatroon.

Duizeligheid

4.14.
Verlooy heeft tijdens zijn onderzoek geen draaiduizeligheid kunnen vaststellen en daarmee de klacht dus niet geobjectiveerd. Achmea heeft daaraan de conclusie verbonden dat deze klacht niet bestaat. [ verzoekster ] heeft echter betoogd dàt deze klacht consistent en consequent is beschreven in de medische sector. De huisarts van [ verzoekster ] heeft op 2 februari 2012 aan de medisch adviseur van de rechtsbijstandsverzekeraar van [ verzoekster ] geschreven dat hij [ verzoekster ] op 17 november 2011 heeft gezien onder meer in verband met duizeligheid. In het huisartsenjournaal wordt op 14 oktober 2013 melding gemaakt van vertigo-klachten. Ook op 11 april 2014 wordt in het huisartsenjournaal melding gemaakt van duizeligheid. Hoewel Verlooy de klacht van [ verzoekster ] niet heeft kunnen objectiveren, is hiermee wel sprake van een consistent klachtenpatroon ten aanzien van de duizeligheid. In zoverre is de rechtbank dan ook van oordeel dat de duizeligheidsklacht als plausibel in vorenbedoelde zin is aan te merken.

Plotseling omvallen

4.l5.
Verlooy heeft deze klacht niet kunnen objectiveren. Verlooy heeft daarbij opgemerkt dat de klacht niet is gedocumenteerd in het medisch dossier. [ verzoekster ] heeft echter betoogd dat deze klacht consistent en consequent in de medische informatie is beschreven, want door haar ook aan haar behandelaars gemeld. [ verzoekster ] heeft echter nagelaten haar stelling te onderbouwen. Bovendien heeft Verlooy in de beantwoording van vraag ld gemeld dat met betrekking tot deze klacht geen samenhang bestaat tussen de informatie gegeven door [ verzoekster ] en de gegevens uit het medisch dossier. Ook rapporteert hij dat er bij het neurologisch onderzoek geen afwijkingen kunnen worden gevonden van de coördinatie en het evenwicht. Dit leidt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een plausibele klacht.

Pijn en steken in schouders

4.16.
Verlooy heeft, blijkens zijn rapportage, bij onderzoek van de schouders geen pijn of bewegingsbeperking in beide schouders kunnen vaststellen.
[ verzoekster ] heeft hierover aangevoerd dat deze klacht desondanks wel aan de plausabiliteitstoets voldoet, omdat ze sinds het ongeval is gedocumenteerd en past bij chronische whiplash klachten. ..
[ verzoekster ] heeft haar stelling op dit punt niet onderbouwd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat sprake is een plausibele klacht.

Pijn en steken in borstbeen

4.17.
Ten aanzien van de pijn en steken in het borstbeen heeft Verlooy opgemerkt dat het aannemelijk is dat [ verzoekster ] direct na het ongeval pijnklachten heeft gehad van het borstbeen, omdat dat vaker gezien wordt als gevolg van de druk door de veiligheidsgordel. Verlooy kan echter niet verklaren dat [ verzoekster ] thans nog steeds pijn aangeeft in het sternum. In het verzoekschrift heeft [ verzoekster ] hierover opgemerkt dat hierdoor het bestaan van deze klacht in ieder geval vanaf het moment van de aanrijding tot aan het moment van het onderzoek plausibel is.

4.18.
De rechtbank kan [ verzoekster ] hierin niet volgen. Uit hetgeen Verlooy hierover heeft gerapporteerd valt immers niet af te leiden hoe lang de klachten na het ongeval zich zouden blijven manifesteren. Dat ze op het moment van het onderzoek niet konden worden vastgesteld betekent immers niet dat ze er tot dat moment wel waren, zoals [ verzoekster ] kennelijk wil betogen. Omdat de klacht overigens – anders dan in relatie tot de zwangerschap van [ verzoekster ] – niet is gedocumenteerd in het medisch dossier, kan deze klacht de plausibiliteitstoets niet doorstaan.

Snel vermoeid

4.19.
Verlooy heeft in zijn rapportage aangegeven dat deze klacht niet in de medische documentatie voorkomt, maar heeft bij de beantwoording van de vragen de vermoeidheid niet meer/langer genoemd als klacht die niet in de medische documentatie voorkomt. [ verzoekster ] heeft aangevoerd dat zij deze klacht wel steeds heeft genoemd, hetgeen volgens haar ook blijkt uit het huisartsenjournaal. .
Achmea heeft betwist dat [ verzoekster ] deze klacht eerder in de medische sector heeft besproken. Ook Verlooy heeft bij de beantwoording van vraag ld aangegeven dat deze klacht niet in de medische correspondentie is gedocumenteerd. Bovendien heeft hij geapporteerd dat [ verzoekster ] bij zijn onderzoek geen zichtbaar vermoeide indruk maakte, aldus nog steeds Achmea.

4.20.
Verlooy beschikte over het gehele medische dossier toen hij zijn onderzoek verrichtte. Anders dan Verlooy heeft de rechtbank geconstateerd dat op 17 januari 2012, 14 oktober 2013, 11 april 2014, 21 augustus 2014 en 16 oktober 2014 in het huisartsenjournaal melding wordt gemaakt van vermoeidheidsklachten. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een plausibele klacht.

Benauwdheid

4.21.
Ten aanzien van benauwdheid is in de rapportage van Verlooy niets opgenomen, anders dan dat [ verzoekster ] als huidige klacht heeft vermeld dat zij zich soms benauwd voelt. [ verzoekster ] heeft hierover aangevoerd dat deze klacht desondanks wel aan de plausibiliteitstoets voldoet, omdat ze sinds het ongeval is gedocumenteerd en past bij chronische whiplash klachten. [ verzoekster ] heeft die stelling echter niet onderbouwd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of sprake is van een plausibele klacht.

Angst in de auto

4.22.
De psycholoog van [ verzoekster ] (psycholoog) beeft op 17 juni 2013 gedocumenteerd dat de EMDR behandeling succesvol is afgerond en dat [ verzoekster ] weer voorzichtig is gaan autorijden. De voormalig advocaat van [ verzoekster ] heeft voorts bij brief van 2 mei 2014 aan de schadebehandelaar van Achmea geschreven dat de rijlessen (op dat moment) inmiddels positief waren afgerond en dat [ verzoekster ] inmiddels een nieuwe auto had gekocht. Ter zitting heeft [ verzoekster ] hierover verklaard dat opnieuw gaan autorijden voor haar heel spannend.was en dat het angstige gevoel moest slijten, maar dat zij nu wel weer durft te rijden. Het enkele door [ verzoekster ] gemaakte voorbehoud ten aanzien van rijden terwijl het vriest (met kans op gladheid), is voor de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat voornoemde klacht thans nog plausibel is.

4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de pijn in de nek, hoofdpijn, duizeligheid, slaapproblemen en snelle vermoeidheid als rechtens relevante klachten zullen worden aangemerkt, waarvan zal moeten worden beoordeeld of ze in causaal verband staan tot het ongeval.

4.24.
Zoals hiervoor reeds overwogen zal [ verzoekster ] met een redelijke mate van waarschijnlijkheid aannemelijk moeten maken dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval.

4.24.1.
[ verzoekster ] heeft daartoe ten eerste verwezen naar het rapport van Verlooy. Verlooy schrijft in zijn rapport dat er voor het ongeval geen klachten en afwijkingen op neurologisch gebied bestonden. Verlooy baseert dit oordeel op de anamnese en het journaal van de huisarts. Verder heeft Verlooy opgemerkt dat de nekpijn en hoofdpijn klachten zijn die door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt. Bovendien is sprake geweest van een verkeersongeval met hoge snelheid, waarbij de auto van [ verzoekster ] meerdere keren is gespind en tegen de vangrails aan beide zijden van de snelweg is gebotst. Bij een verkeersongeval met een zodanig grote impact, kunnen de klachten die [ verzoekster ] ondervindt zijn ontstaan. Dit volgt volgens [ verzoekster ] ook uit de definitie van ‘whiplash’ zoals vastgelegd in de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Ten slotte heeft [ verzoekster ] aangevoerd dat een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt. Verlooy schrijft hierover dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat [ verzoekster ] deze klachten en afwijkingen zou hebben gehad zonder het ongeval.

4.24.2.
Achmea heeft het causaal verband tussen de nekklachten en het ongeval erkend. Ten aanzien van de hoofdpijnklachten heeft Achmea gewezen op het huisartsenjournaal waarin de huisarts melding maakt van de mogelijkheid van medicatieafhankelijke hoofdpijn en hoofdpijn in verband met een voorhoofdsholteontsteking. Met betrekking tot de vermoeidheidsklachten heeft Achmea aangevoerd dat vermoeidheid vele oorzaken kan hebben, waaronder de belastende privéomstandigheden waarmee [ verzoekster ] te maken heeft gehad.

4.24.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [ verzoekster ] aannemelijk gemaakt dat de klachten in oorzakelijk verband tot het ongeval staan. Hoewel Achmea ten aanzien van enkele klachten heeft aangevoerd dat deze zouden kunnen zijn veroorzaakt door andere omstandigheden dan het ongeval, heeft zij haar verweer op dat punt onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat de huisarts de mogelijkheid heeft genoemd dat sprake zou kunnen zijn van medicatie-afhankelijke hoofdpijn, brengt immers nog niet met zich dat daarvan ook daadwerkelijk sprake is. Met betrekking tot de voorhoofdsholteontsteking als mogelijke alternatieve oorzaak van de hoofdpijn, heeft Achmea niet onderbouwd dat deze hoofdpijn als gevolg van de voorhoofdsholteontsteking langer heeft aangehouden dan de periode van 5 ,5 maand rondom de datum (31 oktober 2013) waarop [ verzoekster ] bij de huisarts is geweest met deze klacht. Omdat de voorhoofdsholteontsteking nadien niet terugkomt in het huisartsenjournaal acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de thans nog bestaande hoofdpijnklachten bij [ verzoekster ] zijn veroorzaakt door de voorhoofdsholteontsteking van oktober 2013..
Aan Achmea kan worden toegegeven dat er in de privésituatie van [ verzoekster ] sprake is geweest van belastende omstandigheden, maar het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat bij een onrechtmatige daad vanwege een overtreding van een verkeers- of veiligheidsnorm waardoor letsel ontstaat, ruime toerekening (‘take the victim as you find him’) het uitgangspunt is. Dat betekent dat een bijzondere privésituatie die mogelijk bij [ verzoekster ] aan de orde is, niet aan toerekening in de weg staat en voor risico van de veroorzaker van het ongeval komt. Met het verweer dat de belastende privéomstandigheden van [ verzoekster ] de oorzaak zouden kunnen zijn van de vermoeidheidsklachten heeft Achmea onvoldoende onderbouwd dat van het hiervoor weergegeven door de Hoge Raad gehanteerde uitgangspunt zou moeten worden afgeweken.

4.24.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de pijn in de nek, hoofdpijn, duizeligheid, slaapproblemen en snelle vermoeidheid in juridisch causaal verband tot het ongeval staan. Het verzoek van [ verzoekster ] zal in zoverre en op na te melden wijze worden toegewezen.

4.25.
[ verzoekster ] heeft verzocht de kosten van het deelgeschil te begroten op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidstoets in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is. Dat betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake. .

4.26. .
[ verzoekster ] heeft haar kosten begroot op een bedrag van € 2.363,13 (7 uur en 45 minuten x € 240,00 per uur, te vermeerderen met 5% kantoorkosten en 21% btw) en een bedrag van € 291,00 aan griffierecht. Achmea heeft aangevoerd het aantal uren en het uurtarief redelijk te vinden. Achmea maakt bezwaar tegen de berekende kantoorkosten van 5%. De kosten moeten volgens Achmea worden begrepen in het uurtarief.
Gelet op het acceptabele uurtarief voor een letselschadespecialist (€ 240,00) ziet de rechtbank in deze procedure onvoldoende aanleiding om de kantoorkosten in dit uurtarief begrepen te achten en deze niet bij de begroting te betrekken. Het verweer van Achmea op dat punt wordt verworpen.

4.27.
De door [ verzoekster ] opgevoerde kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets naar het oordeel van de rechtbank doorstaan. Dit betekent dat de kosten van de deelgeschilprocedure worden begroot op € 2.363,13 (inclusief 5% kantoorkosten en inclusief 21% btw). Tevens zal een bedrag van € 291,00 aan griffierecht in aanmerking worden genomen. Het totaal aan kosten voor het deelgeschil komt daarmee neer op een bedrag van € 2.654,13.
Nu de aansprakelijkheid vast staat, zal Achmea worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.

4.28.
[ verzoekster ] heeft verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Achmea heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Alhoewel artikel 288 Rv bepaalt dat eindbeschikkingen uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de aard van de deelgeschilprocedure zich verzet tegen het verzoek. Artikel 1019bb Rv bepaalt immers dat tegen de beschikking op het verzoek geen voorziening openstaat, omdat het openstellen van zo’n voorziening niet strookt met de ratio van de deelgeschilprocedure, kort gezegd beslissen op een geschilpunt dat partijen verdeeld houdt om ze in staat te stellen de onderhandelingen weer op te pakken. Dat de mogelijkheid van hoger beroep feitelijk kan worden gecreëerd in een bodemprocedure, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende. Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van deze beschikking heeft in het licht van de doelstelling van deze procedure ook geen toegevoegde waarde, zodat [ verzoekster ] daarbij geen (voldoende) belang heeft. Het verzoek van [ verzoekster ] wordt afgewezen.

Buitengerechtelijk vervolg

4.29.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat op kosten van Achmea voor [ verzoekster ] een intake wordt gepland bij een externe arbeidsdeskundige, die haar zal gaan begeleiden in de terugkeer naar het arbeidsproces. [ verzoekster ] heeft ter zitting benadrukt het liefste weer aan de slag te komen, maar wel op een verantwoorde manier. In dat kader heeft zij verklaard behoefte te hebben aan duidelijkheid over wat zij kan en wat zij niet kan. De rechtbank geeft partijen daarom in overweging om aan de hand van de hiervoor in causaal verband met het ongeval geoordeelde klachten een verzekeringsgeneeskundige de gezamenlijke opdracht te geven de beperkingen van [ verzoekster ] in kaart te brengen, mocht daar tijdens of na afloop van de arbeidsdeskundige begeleiding nog behoefte aan bestaan. Denkbaar is immers dat reeds die arbeidsdeskundige begeleiding de voor [ verzoekster ] gewenste duidelijkheid oplevert.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1.
stelt vast dat de pijn in de nek, hoofdpijn, duizeligheid, slaapproblemen en snelle vermoeidheid in juridisch causaal verband tot het aan [ verzoekster ] op 16 november 2011 overkomen ongeval staan;

5.2.
begroot de kosten van het deelgeschil op € 2.654,13 en veroordeelt Achmea tot betaling van die kosten;

5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2018.

Publicatie datum: 30 augustus 2018 11:34:21
Bron: Bekijk

Terug