Aarts advocatuur

Verlengde Velmolen 2A
Postbus 64, 5400 AB te Uden

T(0413) 24 31 21
F(0413) 24 31 22
Einfo@aarts-advocatuur.nl

Letselschade

Nieuws

Bestuurder bestelauto die twee wandelaars door niet op te letten aanrijdt waardoor een van beiden een hoge dwarslaesie en multifocaal hersenletsel oploopt, door strafrechter veroordeeld tot EUR 275.000,- smartengeld.

Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-312250-20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 6 april 2023

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:

[adres] te [woonplaats] .
1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2023.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar advocaat, mr. M. Treur, naar voren hebben gebracht.
2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Primair (artikel 6 Wegenverkeerswet)

op 11 november 2020 te Hei- en Boeicop als bestuurder van een bestelauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

Subsidiair (artikel 5a Wegenverkeerswet)

op 11 november 2020 te Hei- en Boeicop als bestuurder van een bestelauto zich zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door welke gedragingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

Meer subsidiair (artikel 5 Wegenverkeerswet)

op 11 november 2020 te Hei- en Boeicop als bestuurder van een bestelauto zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, en is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond.
4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij – kort samengevat – het volgende aangevoerd.

Op grond van het dossier kan niet worden geconcludeerd dat er met (ongeveer) een snelheid van 70 kilometer per uur is gereden, omdat aan de vaststelling van deze snelheid door de politie indicatieve berekeningen ten grondslag liggen die bovendien tegenstrijdigheden vertonen. Ten aanzien van het telefoongebruik is aangevoerd dat verdachte zijn telefoon ten tijde van het ongeval niet heeft gebruikt. Indien de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte (kort) voor het ongeval wel zijn telefoon heeft gebruikt, dan kan op grond daarvan niet worden vastgesteld dat verdachte niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg heeft gehad. Geen enkele weggebruiker kan op iedere seconde van een autorit zijn blik of aandacht op de weg hebben. Er zijn altijd momenten van onoplettendheid die worden ingegeven door de omgeving. In dit geval biedt het alternatieve scenario van verdachte, namelijk dat hij de voetgangers niet heeft gezien doordat hij werd verblind door verlichting van een nabij de weg gelegen bedrijfsperceel, een verklaring voor het ongeval. Als aan verdachte al enig verwijt kan worden gemaakt, dan kan zijn rijgedrag niet worden beoordeeld als zodanig onvoorzichtig en/of onoplettend dat dit de drempel haalt van ‘schuld’ in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW).

Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte te hard heeft gereden en tevens bezig is geweest met zijn telefoon, dan is de verdediging van mening dat deze verkeersgedragingen niet een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde kunnen opleveren. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat deze gedragingen in dit geval zodanig zijn geweest dat daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander was te duchten. Daarbij dient de rechtbank in ogenschouw te nemen dat in de Memorie van Toelichting behorende bij artikel 5a WVW staat vermeld dat dit artikel is “bedoeld voor een beperkt aantal zaken, zaken waarin sprake is van zeer ernstige verkeersdelicten”. Daarvan is hier geen sprake geweest.

In het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de gereden snelheid, alsmede over het gebruik van de telefoon, is de verdediging van mening dat geen sprake is geweest van

gevaarscheppend gedrag door verdachte. Evenmin kan gesteld worden dat verdachte hinderscheppend gedrag heeft vertoond. Verdachte moet daarom eveneens worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde.
4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen 1

Verklaringen verdachte

Verdachte heeft in een politieverhoor van 11 november 2020 onder andere het volgende verklaard – zakelijk weergegeven:

Ik was onderweg naar huis en ik reed over de Kanaaldijk. Ik ga er altijd bij afslag Lexmond af om dan het laatste stuk binnendoor te rijden. Ik hoorde een klap. Ik schrok en ik zag een barst in de voorruit. Hierna ben ik achteruit gereden om te kijken wat ik had geraakt. Ik zag toen aan de linkerkant twee vrouwen in de berm liggen.

V: Kon je die weg goed overzien?

A: Nee. Het is daar veel te donker. Een verkeerde beweging en je ligt in het kanaal. 2

V: Wat zag je vlak voor het ongeval?

A: Ik zag helemaal niks het is daar zo donker. 3

Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 maart 2023 onder andere het volgende verklaard – zakelijk weergegeven:

Ik had mijn telefoon gedurende en voorafgaand aan de aanrijding bij mij in de auto.

Analyse verkeersongeval

In een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 2 december 2020 is onder andere het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:

Ongeval.

Datum: 11 november 2020;

Adres: ongeveer 500 meter voorbij perceel [adres] ;

Plaats: Hei- en Boeicop;

Gemeente: Vijfheerenlanden;

Soort weg: Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg;

Maximumsnelheid: 60 km per uur. 4

Voertuig: bestelauto Peugeot Partner. 5

Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen:

[slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] . 6

In een proces-verbaal verkeersongevalanalyse is onder andere het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:

Het incident vond plaats op een recht weggedeelte van de Kanaaldijk. De asfaltverharding van de rijbaan had een breedte van ongeveer 3,0 meter. Ik zag dat er op de plaats van het incident geen straatverlichting aanwezig was. 7 Ik zag op de camerabeelden dat om 18:07:53 uur een ongeval plaatsvond nabij de locatie op de Kanaaldijk welke ik op de beelden herkende als zijnde de locatie waar het PD-onderzoek was uitgevoerd. Omdat voor dit tijdstip er geen sprake was van een verstoring van het verkeersbeeld, en na dit tijdstip wel verstoring was en tevens enige tijd later hulpverlening op beeld zichtbaar werd, heb ik dit moment aangemerkt als zijnde het exacte tijdstip van de aanrijding.

Ik zag op de camerabeelden dat twee voetgangers naast elkaar lopend over de Hei- en Boeicopseweg de Zwaanskuikenbrug naderden, voor de brug rechtsaf sloegen en hun weg vervolgden over de Kanaaldijk. Ik zag dat beide voetgangers een hesje droegen met witte verlichting aan de voorzijde en rode verlichting aan de achterzijde. Ik zag dat het betrokken voertuig de Zwaanskuikenbrug naderde over de Heicopperweg, over de Zwaanskuikenbrug linksaf sloeg richting Kanaaldijk, de voetgangers van achteren naderde en aanreed. 8

Ik zag dat bij beide voetgangers de verlichting correct functioneerde aan de voor- en achterzijde. Ik zag dat de voetgangers naast elkaar liepen aan de linkerzijde van de rijbaan, en bij nadering van een voertuig achter elkaar. De rode verlichting op de hesjes van de voetgangers was tot en met het moment van de aanrijding goed waarneembaar op de camerabeelden. Ik zag dat de voetgangers van achteren werden aangereden door het betrokken voertuig, en dat de remlichten licht begonnen uit te stralen op/direct na het moment van de aanrijding. 9

Screenshot 17. 18:07:39 uur. Voertuig rijdt de Kanaaldijk op, richting de voetgangers. 10

Screenshot 22. 18:07:44.123 uur. De voorzijde van voertuig 1 [de rechtbank begrijpt: de bestelbus waarin verdachte reed] bevindt zich bij de lantaarnpaal voor het woonhuis perceel [nummer] , op een afstand van ongeveer 79,0 meter vanaf de stopstreep nabij de Heicopperweg.

Screenshot 23. 18:07:53.243 uur. Moment van de aanrijding. Het vermoedelijke conflictpunt bevindt zich op een gemeten afstand van ongeveer 257,0 meter vanaf de stopstreep nabij de Heicopperweg. 11

Tabel 1.

Screenshot

Tijdstip

screenshot

Tijd tussen screenshots (s)

Afstand tussen

screenshots (m)

Snelheid in m/s en

km/h, gemiddeld over

de afstand

22

18:07:44.123 uur

23

18:07:53.243 uur

Tussen screenshot 23 en 22,

53.243 – 44.123 = 9.1 s

178,0 m

19,5 m/s = 70 km/h

In tabel 1 is de afstand en tijd weergegeven van voertuig 1 vanaf de lantaarnpaal voor het woonhuis perceel 4 (screenshot 22) tot de plaats aanrijding (screenshot 23). Over dit traject van ongeveer 178,0 meter deed de bestuurder van voertuig 1 ongeveer 9.1 seconden, hetgeen een gemiddelde (indicatieve) snelheid oplevert van ongeveer 70 km/h, althans hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 km/h. 12

Gezien de aantroffen schade aan de uiterste linkerzijde van voertuig 1, is het vrijwel zeker dat het voertuig slechts is gebotst met één van de voetgangers. Wanneer beide voetgangers naast elkaar op de rijbaan hadden gelopen en beide door voertuig 1 waren aangereden, dan was er zeer waarschijnlijk sprake geweest van meer schade aan de voorzijde van voertuig 1, over een breder gedeelte van de voorzijde. 13 Op basis van de beschikbare camerabeelden bleek dat de betrokken voetgangers steeds naast elkaar liepen aan de uiterste linkerzijde van de rijbaan, zowel op de Hei- en Boeicopseweg als op de Kanaaldijk. Ik zag op de camerabeelden van de Zwaankuikenbrug dat beide voetgangers meerdere malen achter elkaar gingen lopen bij nadering van een voertuig. 14

Gezien het aangetroffen strooiveld, de schade aan de uiterste linkerzijde van voertuig 1, de door een betrokken voetganger afgelegde verklaring en de beschikbare camerabeelden, is het vrijwel zeker dat de bestuurder van voertuig 1 onvoldoende rechts heeft gehouden direct voorafgaand aan het ongeval. Wanneer de bestuurder uiterst rechts op de rijbaan had gereden, was er voldoende ruimte beschikbaar om de aan de linkerzijde van de rijbaan lopende voetgangers te passeren. De rijbaan van de Kanaaldijk liep geheel recht over de ongeveer 257 meter tussen de Zwaanskuikenbrug en de plaats van het ongeval. Er waren geen obstakels die het zicht op de rijbaan belemmerden. Met de indicatieve snelheid van ongeveer 70 a 75 km/h had de bestuurder van voertuig 1 dus minimaal 5 seconden tijd om te reageren op de duidelijk zichtbare voetgangers. Hij had voldoende gelegenheid om zijn positie op de rijbaan aan te passen, zijn snelheid aan te passen of zelfs geheel tot stilstand te komen, en hij had de voetgangers kunnen waarschuwen door te claxonneren. Dit heeft hij niet danwel onvoldoende uitgevoerd. 15

Rijproeven

Op 9 maart 2021 zijn door de politie rijproeven uitgevoerd. In een hierover opgemaakt proces-verbaal is onder andere het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:

Op basis van de uitgevoerde rijproeven, de dashcambeelden, de bevindingen van collega [verbalisant 1] (bestuurder van het vervangende voertuig), collega [verbalisant 2] en verbalisant als passagier van het voertuig, en de camerabeelden vanaf de Zwaanskuikenbrug kan de volgende conclusie worden getrokken. Bij oprijden van de Kanaaldijk, komende vanaf de Zwaanskuikenbrug, bevonden de voetgangers zich op een afstand van ongeveer 234,0 meter voor het voertuig. Vanwege de hesjes met de ingeschakelde rode led verlichting aan de achterzijde, waren de voetgangers op genoemde afstand reeds waarneembaar. Vanaf een afstand van ongeveer 100 meter tot aan het conflictpunt was de rode led verlichting van de hesjes fel en goed waarneembaar, en was ook duidelijk waarneembaar dat de hesjes bewogen en zich verplaatsten. Op het moment dat de voetgangers niet meer naast elkaar maar achter elkaar liepen, bleef de rode verlichting van de hesjes duidelijk waarneembaar.

Omdat de camerabeelden van het ongeval niet geheel voldeden aan de eisen om middels de normaliter gehanteerde methodiek de gereden snelheid te kunnen vaststellen, werd gekozen voor het uitvoeren van vervangende rijproeven om zo de door het ongevalsvoertuig gereden 16,2 seconden tussen stopstreep en conflictpunt zo dicht mogelijk te benaderen. De vier uitgevoerde ritten kwamen qua totaaltijd vrijwel overeen met de ongevalsrit, ook de tijdstippen bij de tussenliggende punten hadden slechts een zeer geringe afwijking ten opzichte van het ongeval. Uit de vergelijking met de rijproeven bleek dat de bestuurder van het ongevalsvoertuig direct voorafgaand aan het ongeval, vrijwel zeker had gereden met een indicatieve snelheid van omstreeks 70 a 75 km/h , althans hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 km/h. 16 Het ongeval vond plaats aan het eind van de zogeheten nautische avondschemering. Aan het eind van de nautische avondschemering is er geen onderscheid meer te maken tussen objecten, er is sprake van nagenoeg volledige duisternis. 17

Scenario rit 4: voetgangers beginnen naast elkaar te lopen aan de linkerzijde van de rijbaan op het moment dat het voertuig de Kanaaldijk oprijdt. Bij nadering van het voertuig (voertuig ter hoogte van het bedrijfsperceel [adres] ) gaan de voetgangers achter elkaar lopen. Het voertuig rijdt met dimlicht. Het scenario van rit 4 is vrijwel zeker het scenario zoals tijdens het ongeval. Het ongeval vond plaats ongeveer 74 minuten na zonsondergang, derhalve zijn de ritten zo gepland dat rit 4 zo dicht mogelijk rond 74 minuten na zonsondergang zou kunnen plaatsvinden. Op 9 maart 2021 vond de zonsondergang plaats om 18:33 uur, de belangrijke rit 4 zou derhalve bij voorkeur omstreeks 19:45 uur moeten worden uitgevoerd.

De daadwerkelijke ritten vingen aan omstreeks de volgende tijdstippen: 18 rit 4 19:41 uur.

Na afronding van de genoemde ritten besloten collega [verbalisant 2] en ik om nogmaals een rit uit te voeren overeenkomend met het scenario van rit 4. De voetgangers liepen opnieuw op de Kanaaldijk, zoals beschreven bij rit 4. Wij vingen de rit aan vanaf de Zwaankuikenbrug. Wij sloegen linksaf richting Kanaaldijk. Ik zag bij oprijden van de Kanaaldijk dat de rode LED verlichting op de hesjes van de voetgangers ondanks de afstand van ruim 200 meter, reeds zichtbaar waren vanuit het voertuig. Ik zag dat de voetgangers op genoemde afstand nog niet als voetgangers herkenbaar waren, doch uitsluitend de verlichting van de hesjes zichtbaar was. Ik zag dat op een afstand van ongeveer 100 meter de verlichte hesjes van de voetgangers goed zichtbaar waren vanuit het voertuig. Ik zag dat op genoemde afstand duidelijk zichtbaar was dat de hesjes bewogen. Op dat moment waren de voetgangers duidelijk waarneembaar voor mij verbalisant, en dus ook voor de bestuurder van voertuig 1. Tot het bereiken van het vermoedelijke conflictpunt was ruim 5 seconden tijd beschikbaar om de snelheid en positie op de rijbaan aan te passen. De bestuurder van voertuig 1 heeft dit niet of onvoldoende gedaan. Ik zag dat het gedeelte van de Kanaaldijk ter hoogte van het bedrijfsterrein perceel 4 goed verlicht was door lantaarnpalen op het genoemde bedrijfsperceel.

Ik zag dat de rode led verlichting goed zichtbaar bleef, en dat het achter elkaar gaan lopen van de voetgangers vrijwel geen invloed had op de mate waarin zij waarneembaar waren vanuit het voertuig. Ik zag dat de retro reflecterende striping op de hesjes nauwelijks reflecteerde bij gebruik van dimlicht. Bij gebruik van groot licht was de retro reflecterende striping wel op ruime afstand waarneembaar. Omdat het ongevalsvoertuig vrijwel zeker gebruik maakte van dimlicht, zal de striping vanuit voertuig 1 niet of nauwelijks waarneembaar zijn geweest. De rode led verlichting zorgde echter voor ruim voldoende zichtbaarheid.

Een proces-verbaal van bevindingen inhoudende een verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven:

Op 27 maart 2021 hebben wij het slachtoffer van de aanrijding op de Kanaaldijk in Hei-en Boeicop, [slachtoffer 1] , bezocht. In het gesprek werd duidelijk dat als er een auto aan komt zij altijd achter haar vriendin [de rechtbank begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 2] ] gaat lopen.

Telefonieonderzoek

In een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2020 is onder meer het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:

Merk: Samsung

Type: SM-G975F (Galaxy S10+) 19

Ik deed in de telefoon onderzoek naar wie de gebruiker was van het toestel. Ik zag actieve accounts op het toestel gekoppeld aan de telefoon, zoals [e-mail adres] @hotmail.com, [e-mail adres] @gmail.com. Ook zag ik ontvangen Sms-berichten aan ” [e-mail adres] ” en zag ik dat het adres van het bedrijf werd doorgegeven via SMS bericht, namelijk [adres] [vestigingsplaats] . [verdachte] heeft op dat adres een [bedrijf] . 20

In een proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2021 is onder meer het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:

Nader technisch onderzoek naar gebruikssporen in de bewijsbestanden van het volgende goed: smartphone. Merk: Samsung, SM-G975F (S10+). 21

Het bestand “ [bestandsnaam] .txt” dat ik van verbalisant [verbalisant 3] had gekregen betrof een export uit de Cellebrite UFED rapportage van de telefoon van de zogeheten ‘Android Usage History’ (Android gebruikshistorie). Ik herkende de inhoud als gegevens die door de Cellebrite UFED programmatuur waren herleid uit de zogeheten ‘usagestats’ van het Android besturingssysteem van de telefoon. Hierin worden enkele administratieve gegevens bijgehouden over vergrendelen en ontgrendelen van de telefoon en app gebruik, zoals open en sluiten van app-vensters. Ik zag dat de gegevens van “ [bestandsnaam] .txt” herleid waren uit het bronbestand\ [bronbestand] .

Om de gegevens uit “ [bronbestand] ” juist te kunnen duiden heb ik met een vergelijkbare Samsung telefoon een aantal referentietests uitgevoerd. Dit betrof met rust laten en oppakken van de telefoon, ontgrendelen en vergrendelen, en de bediening van apps. Ik heb daarbij geconstateerd heb dat de inhoud van het bronbestand direct in relatie staat tot gebruikshandelingen in de telefoon, waarbij bepaalde meldingen daarover in het bronbestand

worden geschreven. Ik heb bij mijn referentietests bevonden dat de melding: 22

• MOVE_TO_FOREGROUND in de log wordt geschreven direct op het moment van openen van een app door een handmatige handeling van de gebruiker;

• MOVE_TO_FOREGROUND eveneens in de log wordt geschreven bij handmatige handelingen van de gebruiker in een geopende app, bij schermwisselingen, waarbij het aantal dergelijke meldingen per app verschilt;

• NOTIFICATION INTERRUPTION in de log wordt geschreven door de app WhatsApp wanneer een bericht werd ontvangen.

• NOTIFICATION INTERRUPTION in de log wordt geschreven door de app Snapchat wanneer een bericht werd verzonden door handmatige handeling van de gebruiker in de app, of een bericht werd ontvangen.

Belangrijk feit in relatie tot het tijdstip van de aanrijding, 18:07:53 uur, is dat kort daarvoor om 18:07:40 uur de Snapchat app werd geopend en een bericht werd verzonden of ontvangen en tegelijkertijd twee WhatsApp-berichten binnenkwamen (alleen binnenkomende WhatsApp berichten zijn in de log te zien). 23

18:07:40 MOVE TO FOREGROUND

Snapchat geopend

18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION

Snapchatbericht ontvangen

18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION

Snapchatbericht ontvangen

18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION

WhatsApp-bericht ontvangen

18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION

WhatsApp-bericht ontvangen

18:07:52 NOTIFICATION INTERRUPTION

Snapchatbericht ontvangen

18:07:53

PSK 50.

* Auto te rijden (60 minuten lang): PSK 100 -> PSK 30

* Huishoudelijke taken uitvoeren (m.n. het opmaken van bed en het schoonmaken van de woning): PSK 70 -> PSK 60. 28

Bewijsoverwegingen

Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder 1 primair ten laste gelegde artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Aan beide vereisten is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval voldaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Vast staat dat verdachte met zijn auto op de Kanaaldijk twee voetgangers, mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , van achteren heeft aangereden. Dat is gebeurd op een smalle (en grotendeels onverlichte) weg van 3 meter breed op een dijk, waarover verdachte heeft verklaard dat de weg niet goed kan worden overzien omdat het daar zo donker is. Bij één verkeerde beweging zou je in het kanaal kunnen belanden, aldus verdachte.

Onder voornoemde omstandigheden heeft verdachte in zijn bestelauto gereden terwijl hij niet alleen met zijn telefoon bezig is geweest, maar daarbij óók te hard heeft gereden. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte één seconde nadat hij met zijn voertuig de weg op de Kanaaldijk opreed, handmatig zijn telefoon heeft bediend door de app Snapchat te openen. In de twaalf seconden daarna heeft verdachte een drietal Snapchat-berichten verzonden of ontvangen, en een tweetal WhatsApp-berichten ontvangen. Ruim een halve minuut na het ongeval heeft verdachte de Snapchat-app pas afgesloten en zijn telefoon vergrendeld. Verdachte heeft dus niet alleen enkele seconden vóór het ongeval handmatige handelingen verricht op zijn telefoon, maar ook staat vast dat zijn telefoon ten tijde van het ongeval nog steeds ontgrendeld was.

Ook stelt de rechtbank vast dat – anders dan de verdediging heeft betoogd – verdachte op de Kanaaldijk harder heeft gereden dan de maximumsnelheid ter plaatse van 60 km/u. De indicatieve snelheidsberekening is bruikbaar voor deze constatering, nu de uitkomst van de indicatieve snelheidsberekening daarna nog is gecontroleerd door middel van rijproeven. Bij deze rijproeven hebben verbalisanten dezelfde (met landapparatuur vastgestelde) afstand tot de plaats van het ongeval gereden in een gelijke tijd, welke tijd werd vastgesteld op basis van de tijdsregistratie bij de beschikbare camerabeelden. De rijproeven bleken de uitkomst van de indicatieve snelheidsberekening te onderschrijven. Hieruit volgt dat verdachte kort voor het ongeval met een snelheid tussen de 70 á 75 km/u heeft gereden, en daarmee de maximumsnelheid van 60 km/u heeft overschreden.

Onduidelijk is waarom verdachte de voetgangers niet heeft gezien.

Op het moment dat verdachte de Kanaaldijk opreed en zijn telefoon bediende, waren de voetgangers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een afstand van meer dan 200 meter reeds voor verdachte waarneembaar door hun hesjes met ingeschakelde rode ledverlichting aan de achterzijde. Vanaf een afstand van ongeveer 100 meter tot aan de plaats van de aanrijding was de rode ledverlichting van de hesjes fel en goed waarneembaar, en was ook duidelijk waarneembaar dat de hesjes bewogen en zich verplaatsten. De overgang van het verlichte gedeelte nabij het bedrijfsperceel naar het onverlichte gedeelte waar de voetgangers liepen, had daarbij geen invloed op de zichtbaarheid van de hesjes.

Dit alles maakt dat de rechtbank vaststelt dat verdachte de slachtoffers had kunnen zien, maar dat hij kennelijk de slachtoffers niet heeft gezien, omdat hij (al dan niet door zijn telefoon) gedurende enige tijd niet zijn aandacht op de weg heeft gehouden.

Had verdachte wel zijn aandacht op de weg gehouden, dan had hij op de door verdachte gereden snelheid vijf seconden de tijd om te reageren op de voor hem duidelijk zichtbare voetgangers. Verdachte had dus voldoende gelegenheid om zijn positie op de rijbaan aan te passen, zijn snelheid aan te passen of zelfs geheel tot stilstand te komen, en hij had de voetgangers kunnen waarschuwen door te claxonneren. Dit heeft verdachte echter niet gedaan.

De rechtbank concludeert derhalve dat het ongeluk is veroorzaakt door de gedragingen van verdachte.

Schuldgradatie

Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, welke laatste geldt als de zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld. Deze zwaarste schuldvorm van roekeloosheid is ten laste gelegd en de rechtbank zal dan ook moeten beoordelen of daarvan sprake is.

Roekeloosheid

Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is thans in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.

De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.

Artikel 5a WVW

De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.

a. a) De verkeersregels

Het in artikel 5a WVW vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het in ernstige mate schenden van “de verkeersregels”. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt de rechtbank af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen. De rechtbank heeft in dit geval vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden, dat hij onvoldoende rechts heeft gehouden op een onoverzichtelijke, niet-verlichte smalle weg, en dat hij tijdens het rijden, seconden voor het ongeval, een zijn telefoon heeft vastgehouden en deze handmatig heeft bediend. Deze gedragingen leveren een samenstel van gedragingen op die naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel aan overtredingen van verkeersregels kan worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 5a WVW.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een drietal van de in artikel 5a, eerste lid, WVW, genoemde verkeersgedragingen.

b) In ernstige mate

Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in dit geval de verkeersregels in ernstige mate geschonden. Verdachte heeft immers, terwijl hij wist dat hij een onoverzichtelijke, grotendeels onverlichte, smalle weg op een dijk opreed, zijn mobiele telefoon vastgehouden en handmatig bediend. Verdachte heeft vervolgens gereden met een snelheid die boven de maximumsnelheid lag en daarbij onvoldoende rechts gehouden. Verdachte was vanaf het moment dat hij de gevaarlijke weg op de Kanaaldijk opreed tot het moment van de aanrijding (gedurende 13 seconden) klaarblijkelijk dermate afgeleid van de weg dat hij de goed verlichte en goed waarneembare voetgangers niet heeft gezien en hen niet heeft ontweken terwijl hij hen wel had kunnen zien. Als verdachte zijn aandacht wel bij de weg had gehouden, wat onder de gegeven omstandigheden van extra groot belang was, had hij ruim de tijd gehad om de aanrijding te voorkomen. Dit heeft verdachte niet gedaan. Onder deze omstandigheden, en met name gelet op het opzettelijke en zeer onverantwoorde gebruik van zijn telefoon, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.

c) Opzettelijk

Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.

De rechtbank is van oordeel dat het vasthouden en gebruiken van de telefoon zoals waarvan in dit geval sprake is niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Het vervolgens overschrijden van de maximumsnelheid en het onvoldoende rechts houden op een weg waarvan verdachte wist dat, zeker in het donker, het zich houden aan de verkeersregels van groot belang was om de verkeersveiligheid te kunnen waarborgen, kan naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee ook die verkeersregels ernstig schond. Daarmee is de opzet op de schending van de verkeersregels gegeven.

d) Gevaar te duchten

In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er, zeker onder de hiervoor beschreven omstandigheden, een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij twee personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen.

Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.

Conclusie

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde en het daarin opgenomen roekeloos rijgedrag bewezen en verwerpt het andersluidende standpunt van de verdediging.
5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 11 november 2020, te Hei- en Boeicop, gemeente Vijfheerenlanden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, te weten op de Kanaaldijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,

– terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en de rijbaan een totale breedte had van (slechts) 3,0 meter en

– terwijl er geen openbare straatverlichting aanwezig was en

– terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers (met reflecterende hesjes) (te weten: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) op de linkerzijde van de door hem, verdachte, bereden rijbaan en/of in de aan die rijbaan grenzende (linker)berm bevonden en

– met een indicatieve snelheid van (ongeveer) 70 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en

– ( tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) op het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en zijn mobiele telefoon vast te houden en

– ( daarbij) niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg te houden en

– ( daarbij) op het midden van de rijbaan te rijden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts te houden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en

– zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat voetgangers zich – gezien verdachtes (rij)richting – links op voornoemde weg bevonden en

– ( vervolgens) niet af te remmen en niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde voetgangers en

– ( vervolgens) op/tegen die voetgangers te botsen en/of aan te rijden,

waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten multifocaal traumatisch hersenletsel en een hoge dwarslaesie werd toegebracht, en te weten [slachtoffer 2] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF
8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

– een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest;

– een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaren, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de redelijke termijn van twee jaren is overschreden, wat dient te leiden tot strafvermindering. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een lange onvoorwaardelijke rijontzegging, zou volgens de verdediging dan ook niet meer aan de orde moeten zijn. Het strafblad van verdachte noopt daartoe ook niet. Een geldboete of taakstraf zou een passende afdoening kunnen zijn. De verdediging heeft de rechtbank er ook op gewezen dat verdachte momenteel werkt als zzp’er, en dat hij daarvoor afhankelijk is van zijn rijbewijs. Zijn werkplekken zijn niet of nauwelijks bereikbaar via het openbaar vervoer. Zonder rijbewijs kan verdachte geen reëel inkomen verdienen, hetgeen als kostwinner voor zijn gezin wel noodzakelijk is.
8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van het feit

Verdachte heeft op 11 november 2020 door roekeloos rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt door met een bestelbus twee voetgangers aan te rijden, ten gevolge waarvan de voetgangers (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Verdachte heeft, terwijl hij wist dat hij in het donker op een smalle, niet verlichte, gevaarlijke weg reed, tijdens het rijden zijn mobiele telefoon vastgehouden en deze bediend, de maximumsnelheid overschreden en onvoldoende rechts gehouden. Verdachte heeft zijn aandacht onvoldoende op de weg gehad, waardoor hij de goed zichtbare en achter elkaar lopende voetgangers, twee vriendinnen die ervaren wandelaars waren, aanreed. De gevolgen die het ongeval heeft gehad voor met name mevrouw [slachtoffer 1] zijn uiterst ernstig. Zij zal door haar dwarslaesie haar leven lang rolstoel gebonden zijn, en zij is haar vrijheid en zelfstandigheid kwijtgeraakt. De impact van het ongeval en de gevolgen daarvan op mevrouw [slachtoffer 1] en haar naasten is door mevrouw [slachtoffer 1] op indringende en emotionele wijze door duidelijk verwoord tijdens de inhoudelijke behandeling. Voorts zijn ook de gevolgen voor mevrouw [slachtoffer 2] duidelijk naar voren gekomen, onder meer door haar verklaring bij de vordering van mevrouw [slachtoffer 1] , waarin zij heeft verwoord met welk schuldgevoel zij kampt omdat zij nog wel kan lopen en haar vriendin mevrouw [slachtoffer 1] niet meer.

Strafverzwarend houdt de rechtbank rekening met het volgende. Vlak na het ongeval bleek de telefoon van verdachte niet meer op de plaats van het ongeval te zijn, en bleek de telefoon thuis aan de lader bij de vriendin (inmiddels: vrouw) van verdachte te zijn. Deze vriendin bleek na het ongeval daar ter plaatse te zijn geweest. In eerste instantie wilde de vriendin van verdachte deze telefoon niet aan de politie meegeven. Na onderzoek op deze telefoon is gebleken dat verdachte na het ongeval gegevens uit zijn telefoon moet hebben gewist. Deze gegevens zijn echter door de politie – na meerdere pogingen – weer terug gehaald, hetgeen onverlet laat dat verdachte met zijn handelen het opsporingsonderzoek kennelijk heeft geprobeerd te frustreren. Daarna heeft verdachte bij de politie nog enige tijd ontkend dan wel niet kunnen of willen bevestigen dat zijn telefoon in de auto was ten tijde van het ongeval, hetgeen hij zich op zitting ineens wel wist te herinneren en wel kon bevestigen. Uit dit alles komt een beeld naar voren van een verdachte die er alles aan doet om de feiten te ontkennen, de waarheidsvinding te frustreren en wanneer dit op grond van objectieve gegevens niet meer valt te ontkennen slechts gedeeltelijk bekent wat zijn aandeel is geweest bij een voor de slachtoffers desastreus ongeval. De rechtbank rekent verdachte zijn houding aan.

Voorts heeft verdachte zich direct na het ongeluk op onwenselijke en asociale wijze geuit tegenover ter plaatse gekomen getuigen die hulp verleenden aan de slachtoffers. Ook heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde verkeersovertredingen, en de gevolgen die deze hebben gehad voor de slachtoffers. De rechtbank overweegt in aanvulling daarop nog het volgende. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde onderweg was naar zijn woonplaats in Vianen vanaf zijn [bedrijf] , dat blijkens het pleidooi van de raadsman in [vestigingsplaats] lag. Uit de loggegevens uit de telefoon van verdachte blijkt dat verdachte in ieder geval vanaf 18:06:09 uur, en dus ruim anderhalve minuut voor de aanrijding, handmatige handelingen verrichtte op zijn telefoon. De rechtbank leidt uit deze gegevens af dat verdachte niet alleen kort voor de aanrijding, maar ook in ieder geval in de anderhalve minuut daarvoor, tijdens het rijden bezig moet zijn geweest met zijn telefoon. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat een bestuurder van een motorvoertuig niet binnen twee minuten van [vestigingsplaats] naar Vianen (een afstand van ongeveer 20 kilometer via de A27) kan rijden. Het voorgaande versterkt wat betreft de rechtbank de ernst van het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt.

Strafverminderend houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn waarin deze strafzaak in beginsel zou moeten worden afgedaan, die in dit geval twee jaar bedroeg en is aangevangen op de dag van het bewezenverklaarde, met ruim vier maanden is overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat zij de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, deels voorwaardelijk zal opleggen.

Persoon van verdachte

Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 20 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in het voor- of nadeel van verdachte mee.

Strafoplegging

Bij het bepalen van een passende straf heeft de rechtbank, naast de ernst van het feit en de persoon van verdachte als hiervoor omschreven, acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank acht in onderhavige zaak bewezen dat verdachte roekeloos rijgedrag heeft vertoond. De rechtbank heeft geen oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW door roekeloos rijgedrag, de meest zware vorm van schuld in het verkeer. Er zijn wel oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. Gelet op al het voorgaande, en dan met name hetgeen is genoemd ten aanzien van de ernst van het feit, kan de rechtbank niet volstaan met een andere straf dan een straf die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zich brengt. Dit in acht nemende en gelet op wat in soortgelijke gevallen door andere rechters is opgelegd, acht de rechtbank voor het bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden, met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
9 BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 275.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente.
9.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de vordering vanwege de complexiteit een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. De omvangrijke vordering vergt bovendien nader onderzoek, ook nu onduidelijk is wat de stand van zaken is omtrent de financiële afwikkeling van de schade plaats tussen de verzekeraar van verdachte en mevrouw [slachtoffer 1] . De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in diens vordering.
9.3

Het oordeel van de rechtbank

Beoordeling van de vordering

De benadeelde partij heeft door het bewezenverklaarde zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, aanhef en onder sub b, komt de benadeelde partij daarom een vergoeding van immateriële schade toe. De ingediende vordering tot vergoeding daarvan is naar het oordeel van de rechtbank weliswaar omvangrijk, maar niet complex. Het beoordelen van de vordering levert daarom ook geen onevenredige belasting op van het strafproces, waardoor de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering. Het gegeven dat er los van deze strafzaak een procedure loopt tot schadevergoeding door de verzekeraar van verdachte, en dat in dat kader reeds een voorschot van € 15.000,- is betaald, maakt ook niet dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou zijn in haar vordering.

Ten aanzien van de toewijsbaarheid van de vordering overweegt de rechtbank dat de geleden immateriële schade goed is onderbouwd, en dat de hoogte van het gevorderde bedrag, € 275.000,- redelijk en billijk is. Daarbij zijn van belang de aard en ernst van het letsel, de persoon van de benadeelde partij, een voorheen vitale vrouw die door de aanrijding nagenoeg volledig invalide is geraakt, alsook welke bedragen in soortgelijke gevallen worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering daarom geheel toewijzen, inclusief de wettelijke rente vanaf 11 november 2020.

Ambtshalve oplegging schadevergoedingsmaatregel

De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting het verzoek tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ingetrokken. De rechtbank heeft nog gevraagd naar de reden hiervan, maar dat is echter ondanks de gestelde vraag hierover onduidelijk gebleven. De officier van justitie heeft de oplegging van deze maatregel daarop ook niet gevorderd. De rechtbank ziet evenwel ambtshalve aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daartoe wordt als volgt overwogen.

Los van een door de benadeelde partij ingestelde vordering kan de rechter, eventueel ambtshalve, de in artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde schadevergoedingsmaatregel opleggen, indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De rechtbank stelt vast dat hiervan sprake is, en dat bovendien de gevorderde immateriële schade voor het overgrote deel nog niet aan de benadeelde partij is uitgekeerd door de verzekeraar van verdachte. Gelet hierop, alsmede op de hoogte van het toegewezen bedrag en de aard en ernst van het letsel van de benadeelde partij, acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter verzekering van betaling en verhaal aan de benadeelde partij, passend en geboden.
10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen

14a, 14b, 14c en 36f van het Wetboek van Strafrecht en

5a, 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet,

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

– verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

– verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

– verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

– verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

– veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;

– ontzegt verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren,

– bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;

– stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;

Benadeelde partij

wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 275.000,-;

veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling;

veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 275.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 365 dagen gijzeling;

bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. L.M. Reijnierse en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 april 2023.

De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

hij, op of omstreeks 11 november 2020, te Hei- en Boeicop, gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, te weten de Kanaaldijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,

– terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en/of de rijbaan een totale breedte had van (slechts) ongeveer 3,0 meter en/of

– terwijl er geen openbare straatverlichting aanwezig was en/of

– terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers (met reflecterende hesjes) (te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) op de linkerzijde van de door hem, verdachte, bereden rijbaan en/of in de aan die rijbaan grenzende (linker)berm bevond(en) en/of

– met een indicatieve snelheid van (ongeveer) 70 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of

– ( tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) met/vanaf zijn mobiele telefoon berichten te sturen en/of te lezen en/of te bellen en/of op het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en/of zijn mobiele telefoon vast te houden en/of

– ( daarbij) niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg te houden en/of

– ( daarbij) op het midden van de rijbaan te rijden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts te houden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of

– zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat een of meer voetganger(s) zich – gezien verdachtes (rij)richting – links op voornoemde weg bevond(en) en/of

– ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde voetganger(s) en/of

– ( vervolgens) op/tegen die voetganger(s) te botsen en/of aan te rijden,

waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten multifocaal traumatisch hersenletsel en/of een hoge dwarslaesie, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en /of te weten [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een zware hersenschudding en/of een whiplash en/of nek- en/of schouderklachten, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan ;

( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 11 november 2020, te Hei- en Boeicop, gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Kanaaldijk, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door

– terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en/of de rijbaan een totale breedte had van (slechts) ongeveer 3,0 meter en/of – terwijl er geen openbare straatverlichting aanwezig was en/of

– terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers (met reflecterende hesjes) (te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) op de linkerzijde van de door hem, verdachte, bereden rijbaan en/of in de aan die rijbaan grenzende (linker)berm bevond(en) en/of

– met een indicatieve snelheid van (ongeveer) 70 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of

– ( tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) met/vanaf zijn mobiele telefoon berichten te sturen en/of te lezen en/of te bellen en/of op het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en/of zijn mobiele telefoon vast te houden en/of

– ( daarbij) niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg te houden en/of

– ( daarbij) op het midden van de rijbaan te rijden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts te houden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of

– zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat een of meer voetganger(s) zich – gezien verdachtes (rij)richting – links op voornoemde weg bevond(en) en/of

– ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde voetganger(s) en/of

– ( vervolgens) op/tegen die voetganger(s) te botsen en/of aan te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 11 november 2020, te Hei- en Boeicop, gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Kanaaldijk, – terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en/of de rijbaan een totale breedte had van (slechts) ongeveer 3,0 meter en/of

– terwijl er geen openbare straatverlichting aanwezig was en/of

– terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers (met reflecterende hesjes) (te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) op de linkerzijde van de door hem, verdachte, bereden rijbaan en/of in de aan die rijbaan grenzende (linker)berm bevond(en) en/of

– met een indicatieve snelheid van (ongeveer) 70 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of

– ( tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) met/vanaf zijn mobiele telefoon berichten heeft verstuurd en/of gelezen en/of gebeld en/of op het scherm van zijn mobiele telefoon heeft gekeken en/of zijn mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of

– ( daarbij) niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg heeft gehouden en/of

– ( daarbij) op het midden van de rijbaan te rijden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of

– zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat een of meer voetganger(s) zich – gezien verdachtes (rij)richting – links op voornoemde weg bevond(en) en/of

– ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde voetganger(s) en/of – (vervolgens) op/tegen die voetganger(s) is gebotst en/of aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 10 augustus 2021, genummerd PL0900-2020367844, opgemaakt door politie Midden-Nederland, opsporingsteam verkeer, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 202 alsmede een genummerd proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 5 oktober 2021. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 148.

3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 149.

4 Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 7.

5 Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 8.

6 Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 9.

7 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 20.

8 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 46.

9 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 56.

10 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 53

11 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 58.

12 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 59.

13 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 70.

14 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 77.

15 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 78.

16 Proces-verbaal rijproeven, p. 91.

17 Proces-verbaal rijproeven, p. 94.

18 Proces-verbaal rijproeven, p. 98

19 Proces-verbaal van bevindingen, p. 168.

20 Proces-verbaal van bevindingen, p. 169.

21 Proces-verbaal van bevindingen, p. 174.

22 Proces-verbaal van bevindingen, p. 175.

23 Proces-verbaal van bevindingen, p. 176.

24 Proces-verbaal van bevindingen, p. 182.

25 Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van 27 november 2020, opgemaakt door [A] , p. 190.

26 Een geschrift, zijnde een brief van het UMC Utrecht d.d. 20 januari 2021, opgemaakt door drs. [neuroloog] , neuroloog, p. 191.

27 Een geschrift, zijnde een brief van het UMC Utrecht d.d. 20 januari 2021, opgemaakt door drs. [neuroloog] , neuroloog, p. 195.

Publicatie datum: 4 mei 2023 16:22:55
Bron: Bekijk

Terug