Op 31 december 2021 raakt een vrouw ernstig gewond nadat zij van een verlengde, niet-gekeurde Suzuki GSXR 750 motorfiets valt. De motor was aangepast met een verlengde achterbrug, zonder verplichte herkeuring door de RDW. De bestuurder was haar (ex-)vriend.

De bestuurder is grotendeels aansprakelijk voor de schade van de duopassagier wegens het gebruik van een niet-gekeurde motorfiets. Eigen schuld van de passagier leidt tot een gedeeltelijke vermindering van de schadevergoeding.

Op 21 juni 2022 raakt een BBL-leerling Maatschappelijke Zorg en Verzorgende IG gewond tijdens de begeleiding van een agressieve cliënt bij zorginstelling Ipse de Bruggen. Door onderbezetting en het ontbreken van voldoende gekwalificeerd personeel moest de leerling taken uitvoeren die niet passend waren bij zijn opleidingsniveau. Tijdens een poging om de cliënt te ontwijken, kwam hij ten val en scheurde twee enkelbanden.

De rechtbank acht de zorginstelling aansprakelijk voor het arbeidsongeval van de BBL-leerling. De werkgever heeft nagelaten een veilige werkomgeving te bieden en moet de materiële en immateriële schade vergoeden.

Deelgeschil letselschade (art. 1019 w Rv). Het COA is aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval met het (onverzekerde) golfkarretje waarmee X is aangereden door een medewerker van het COA. Er is sprake van juridisch causaal verband tussen de klachten van X en het ongeval. Het COA moet een aanvullend voorschot op de schadevergoeding voldoen. Daarnaast leiden (twee van de gestelde) vertragingen van de zijde van het COA in de afwikkeling van de letselschade tot een schadevergoeding van € 750,- vanwege secundaire victimisatie (art. 6:107 b BW).