Nieuws
Deelgeschil: sport en spel ongeval in Düsseldorf met letsel na fluitsignaal einde ijsvoetbalwedstrijd voor opzettelijk onverwacht in rug duwen van andere deelnemer die bezig is ijsbaan te verlaten en geen bescherming meer draagt.
UITSPRAAK
beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rekestnummer: C/01/314576 / EX RK 16-196
Beschikking van 16 maart 2017 op een verzoek tot beslechting van een deelgeschil ex artikel 1019w e.v. Rv
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat mr. G.J.L.F.M. Schakenraad te Eindhoven,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna: [verweerder] ,
advocaat mr. K.A.W.M. Schuurmans te Amsterdam.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -het verzoekschrift;
- -het verweerschrift;
- -het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 16 februari 2017.
2 De beoordeling
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [verweerder] bewust roekeloos heeft gehandeld na een spelsituatie. Het spel was afgelopen na een duidelijk fluitsignaal van de scheidsrechter en verscheidene personen hadden de plastic bal al uitgetrokken. [verweerder] heeft toen besloten, ook al was de uiteindelijke schade niet het beoogde gevolg, om [verzoeker] een forse duw te geven. Daarmee aanvaardde [verweerder] het aanmerkelijke risico dat het zou aflopen zoals prompt het geval werd: een zware hersenschudding met restgevolgen bij [verzoeker] . Uit de verschillende verklaringen over de toedracht van het ongeval blijkt dat er geen sprake was van een speels duwtje. Ook echter indien door [verweerder] geduwd zou zijn zonder dat hij daarbij een aanloop nam, is er sprake van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (6:162 BW). Het vermaak tijdens het ijsvoetbalspel had niets van doen met het gewraakte incident. Het effect van de duw was groot. Door de energie van het botsen met een opgeblazen bal stuiterde [verzoeker] weg. Hij werd gelanceerd door een verende bal die veel energie toevoegde. [verzoeker] is voorover gevallen en over het ijs met zijn hoofd tegen de onderrand van de boarding terecht gekomen.
Volgens [verzoeker] is voor de aansprakelijkheidsvraag relevant de grootte van de kans dat een ongeval zich zou voordoen alsook de ernst van de gevolgen daarvan. Relevant is verder, aldus [verzoeker] , dat gedrag dat gevaar doet ontstaan onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. [verweerder] had zich dienen te onthouden van het in de rug springen van [verzoeker] gelet op het onbeschermd zijn van [verzoeker] na afloop van het spel en het voorzienbare effect van het op volle snelheid iemand in de rug beuken met een grote opgeblazen bal om het lijf.
[verweerder] heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
IJsvoetbal is een spel met een wedstrijdelement. De gedraging van [verweerder] vond daarom plaats in een sport- en spelsituatie. Het beëindigen van de wedstrijd door de scheidsrechter betekent nog niet dat de sport- en spelsituatie is geëindigd. De enkele omstandigheid dat [verzoeker] – in tegenstelling tot [verweerder] , die nog aan het doorspelen was – zijn plastic bal had uitgetrokken om vervolgens naar de boarding te lopen, maakt nog niet dat hij zijn hoedanigheid van deelnemer aan het spel had verloren. Nu nog sprake was van een sport- en spelsituatie geldt bij de beoordeling van de aansprakelijkheid een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel. Die drempel wordt volgens [verweerder] niet gehaald. De mate van waarschijnlijkheid dat [verzoeker] letsel zou oplopen als gevolg van de duw was niet zo groot, dat [verweerder] zich daarvan naar maatstaven van zorgvuldigheid had dienen te onthouden. [verweerder] beoogde niet [verzoeker] te laten vallen of hem letsel toe te brengen. [verweerder] ontkent dat sprake is geweest van een forse duw of het lanceren van [verzoeker] . Het betrof een speelse duw. Omdat er geen spelregels waren, kan hij de regels van het spel niet hebben overtreden. [verweerder] heeft naar eigen zeggen geen harde aanloop genomen, omdat hij door de bal erg in zijn bewegingen werd beperkt en vanwege de gladde ijsbaan niet hard kon lopen. Binnen de setting waarvan sprake was (een groep mannen die een weekend weg is met elkaar om lol te trappen) is te voorzien dat iemand die zich op het speelveld bevindt, ook al probeert hij zich aan deelname te onttrekken, van een van de deelnemers nog een (forse) duw kan krijgen. Hoewel [verzoeker] in die setting met de gedraging van [verweerder] rekening had moeten houden, heeft hij zijn bal uitgedaan en nergens meer op gelet. Mogelijk was [verzoeker] ook afgeleid door zijn mobiele telefoon. Tegen de achtergrond van het rommelige spel en de studentikoze/uitgelaten sfeer, dient zijn gedraging volgens [verweerder] als een ongelukkige samenloop van omstandigheden te worden gekwalificeerd. [verweerder] had de gevolgen van de duw voor [verzoeker] in dit geval niet behoren te voorzien, ook indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de gedraging niet in een sport- en spelsituatie plaatsvond. De context van de gedraging is daarbij een relevante omstandigheid. [verzoeker] en [verweerder] zijn goede vrienden en de gedraging vond plaats in een speelse, goede sfeer. Er werd wel vaker gedold tussen beiden. Partijen hadden net vijf minuten ijsvoetbal gespeeld. [verweerder] had dat nooit eerder gedaan. Door de speelse duw had [verweerder] niet hoeven te begrijpen dat [verzoeker] zijn evenwicht zou verliezen en zelfs zou vallen.
Uitgangspunt daarbij is dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaar scheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden (vgl. o.m. Hoge Raad 9 december 1994, NJ 1996, 403 en Hoge Raad 28 maart 2003, NJ 2003, 718).
De vraag of aan dit criterium wordt voldaan, dient te worden beantwoord op grond van de specifieke omstandigheden van het geval. Bij de toetsing aan de hiervoor genoemde maatstaf dient betrokken te worden het gevaar dat partijen gezien de specifieke situatie over en weer redelijkerwijze van elkaar kunnen en moeten verwachten. Deze nuancering komt in de rechtspraak onder meer tot uiting in gevallen waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt binnen een sport- en/of spelsituatie. De vraag of een deelnemer aan een sport of spel onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan een andere deelnemer letsel is toegebracht, wordt minder spoedig bevestigend beantwoord dan in het geval dat diezelfde gedraging buiten een sport- of spelsituatie heeft plaats gevonden. De reden daarvan is dat deelnemers aan een sport of spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerde getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moeten verwachten (vgl. o.m. Hoge Raad 28 juni 1991, NJ 1992, 622 en, nogmaals, Hoge Raad 28 maart 2003 NJ 2003, 718).
- -het fluitsignaal voor het einde van de wedstrijd had reeds geklonken en verschillende deelnemers waren bezig de ijsbaan te verlaten of hadden de ijsbaan reeds verlaten;
- -[verzoeker] was bezig de ijsbaan te verlaten en nam geen deel meer aan het spel;
- -[verzoeker] had de plastic bal reeds uitgetrokken en droeg geen bescherming meer, hetgeen voor [verweerder] kenbaar was;
- -[verweerder] heeft [verzoeker] opzettelijk in de rug geduwd, hetgeen [verzoeker] niet aan heeft zien (kunnen) komen;
- -[verweerder] droeg ten tijde van de duw wel nog de plastic bal, waarvan het extra verende effect op [verzoeker] [verweerder] gelet het eerder gespeelde spel bekend was.
Op grond van deze vaststaande feiten en omstandigheden was de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval en het oplopen van letsel door [verzoeker] als gevolg van de duw naar het oordeel van de rechtbank zo groot dat [verweerder] zich daarvan naar maatstaven van zorgvuldigheid had moeten onthouden. De stelling van [verweerder] dat hij niet had hoeven verwachten dat [verzoeker] zou vallen, laat staan letsel oplopen, wordt door de rechtbank verworpen. In dat verband merkt de rechtbank op dat voldoende vast staat dat geen sprake is geweest van een speels duwtje. De verschillende getuigenverklaringen (productie 1 verzoekschrift) waarin onder meer wordt gesproken over: ‘met behoorlijke snelheid op [verzoeker] inbeukte’, ‘vol in zijn rug gelopen werd’ en ‘vol in zijn rug werd geraakt’ zijn naar het oordeel van de rechtbank onverenigbaar met deze door [verweerder] gebruikte kwalificatie. Dat de exacte snelheid van de duw niet vaststaat, zoals [verweerder] bij monde van zijn advocaat ter comparitie nog heeft opgemerkt, oordeelt de rechtbank mede gelet op het hiervoor genoemde criterium voor de aansprakelijkheidsvraag niet van belang. De rechtbank oordeelt evenmin van belang de stelling van [verweerder] dat er door het verhuurbedrijf van de ballen, [naam verhuurder] , of door anderen nauwelijks instructies waren gegeven of spelregels uiteen waren gezet. Nog daargelaten dat [verzoeker] deze stelling heeft betwist, heeft [verweerder] niet aangegeven welke specifieke instructies volgens hem hadden moeten worden gegeven en waarom het ongeval, als gevolg van een bewuste gedraging van [verweerder] , daardoor had kunnen worden voorkomen. Aan deze stelling gaat de rechtbank daarom voorbij.
De rechtbank merkt tot slot nog op dat het oordeel omtrent de aansprakelijkheid wellicht anders had kunnen zijn geweest indien [verweerder] per ongeluk tegen [verzoeker] was aangebotst of indien [verweerder] niet had gezien dat [verzoeker] geen bescherming meer droeg, maar daarvan is in dit geval geen sprake geweest.
Bij de vraag of de volledige schade van [verzoeker] dient te worden vergoed, is van belang het beroep van [verweerder] op eigen schuld bij [verzoeker] (artikel 6:101 BW).
In dit verband heeft [verweerder] in de eerste plaats aangevoerd dat [verzoeker] de luchtbal al had uitgetrokken toen hij zich nog op het speelveld bevond terwijl er nog enkele deelnemers aan het doorspelen waren. [verzoeker] had, als organisator van het spel, een andere uitgang kunnen kiezen waar hij wel met de bal doorheen had gekund. [verzoeker] zou zich, door de bal op de ijsbaan uit te trekken, hebben blootgesteld aan risico’s waarmee hij bekend was omdat hij vaker ijsvoetbal had gespeeld.
In de tweede plaats heeft [verweerder] aangevoerd dat [verzoeker] als organisator zelf een spel heeft uitgezocht dat gericht is op baldadig gedrag. [verzoeker] heeft daarmee zelf de omstandigheden in het leven geroepen waaronder het ongeval kon gebeuren, door de setting en de sfeer te creëren. Vervolgens heeft hij op een onzorgvuldige manier de ijsbaan verlaten. Dat mag hem volgens [verweerder] op grond van artikel 6:101 BW aangerekend worden. [verweerder] meent dat door de toepassing van voornoemd wetsartikel de schade voor rekening van [verzoeker] dient te blijven.
3 De beslissing
De rechtbank
stelt vast dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] ten gevolge van het ongeval van 5 september 2015 te Düsseldorf geleden schade en dat hij, [verweerder] , deze schade dient te vergoeden;
begroot de kosten voor deze procedure aan de zijde van [verzoeker] op € 5.634,91 en veroordeelt [verweerder] tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker] ;
verklaart deze beschikking voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M.A. van der Put en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2017.
Publicatie datum: 30 maart 2017 13:33:41
Bron: Bekijk