Aarts advocatuur

Verlengde Velmolen 2A
Postbus 64, 5400 AB te Uden

T(0413) 24 31 21
F(0413) 24 31 22
Einfo@aarts-advocatuur.nl

Letselschade

Nieuws

Discotheek aansprakelijk voor voetletsel door lang op dansvloer liggen blijvende stukken glas.

Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer : C/08/169740/ HA ZA 15-184

Uitspraak : 7 september 2016 (edg)

Vonnis in de zaak van:

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats],

eisende partij,

hierna [eiseres] te noemen,

advocaat: mr. M.J.E.C. Camps te Enschede,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde] ,

gevestigd te Saasveld,

gedaagde partij,

hierna [gedaagde] te noemen,

advocaat: mr. P.J. Klein Gunnewiek te Utrecht.
1 De procedure

Deze blijkt uit het navolgende:

– het tussenvonnis van 30 september 2015;

– het proces-verbaal van het op 3 december 2015 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[eiseres] (enquête);

– het proces-verbaal van het op 16 februari 2016 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[eiseres] (voortzetting enquête);

– het proces-verbaal van het op 16 februari 2016 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[gedaagde] (contra-enquête);

– [eiseres] heeft afgezien van het nemen van een conclusie na enquête en vonnis
gevraagd;

– [gedaagde] heeft geconcludeerd na enquête en vonnis gevraagd;

– ook [eiseres] heeft vonnis gevraagd.

Daarop is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
2.1.

[eiseres] heeft aan haar vordering voor wat betref de feiten ten grondslag gelegd dat zij op 11 november 2012 bij het uitgaan bij [gedaagde] op enig moment met haar rechtervoet in een stuk glas van een gebroken bierfles op de grond is gestapt, als gevolg waarvan zij voetletsel (onder meer traumatische dystrofie) heeft opgelopen.
2.2.

[eiseres] stelt dat [gedaagde] voor de door haar als gevolg daarvan opgelopen schade aansprakelijk is, omdat [gedaagde] door de aanwezigheid van glasscherven op de vloer onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld (artikel 6:162 BW), dan wel omdat sprake zou zijn van een gebrekkige opstal (artikel 6:174 BW), [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de ARBO- en Warenwet en/of Vergunningenvoorschriften, de Wet Milieubeheer van de gemeente Dinkelland/Weerselo heeft overtreden, op grond van onrechtmatig handelen/nalaten van haar personeel (artikel 6:170/171 BW).
2.3.

[gedaagde] heeft niet, dan wel onvoldoende, gemotiveerd weersproken dat [eiseres] tijdens het uitgaan bij de door haar geëxploiteerde uitgaansgelegenheid op
11 november 2012 met haar rechtervoet in glas is gestapt en daarbij letsel heeft opgelopen.

De heer [naam] heeft tijdens de comparitie na antwoord bovendien – onder meer – verklaard:

‘Alle incidenten worden in een computersysteem geregistreerd, maar wij hebben wel het incident van mevrouw [eiseres] terug kunnen vinden maar niet van iemand anders op die dag. Andere incidenten met glas in de voet zijn mij niet bekend’.
2.4.

[gedaagde] heeft gemotiveerd bestreden dat zij voor de door [eiseres] geleden en/of te lijden schade aansprakelijk is.
2.5.

Gelet op die betwisting door [gedaagde] is [eiseres] bij tussenvonnis opgedragen te bewijzen dat ‘gelet op de aard, omvang en duur van de aanwezigheid van glasscherven op de vloer van de discotheek van [gedaagde] sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van [gedaagde]’.
2.6.

De vraag of sprake is van een onrechtmatige daad als bedoel in artikel 6:162 BW in geval zich een gevaarscheppende situatie heeft voorgedaan die tot schade heeft geleid, dient beantwoord te worden aan de hand van door de Hoge Raad ter zake geformuleerde criteria (Kelderluikarrest). Volgens genoemd arrest dient in gevaarscheppende situaties bij de beoordeling van de al dan niet onrechtmatigheid rekening gehouden te worden met:

1. de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid door/van anderen kan worden verwacht;

2. de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan;

3. de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en

4. de mate waarin het bezwaarlijk is om veiligheidsmaatregelen te nemen.
2.7.

Bij beantwoording van de vraag of sprake is van handelen dan wel nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dient niet alleen te worden gelet op de kans op schade, maar ook op de aard van de gedraging, de aard en de ernst van de eventuele schade en de mate waarin het bezwaarlijk en gebruikelijk is om voorzorgsmaatregelen te treffen. Niet de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van de aan een bepaald gedrag inherent gevaar doet dat gedrag onrechtmatig zijn. Zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden (HR 7 april 2006, NJ 2006, 244).
2.8.

Bij tussenvonnis is overwogen dat ‘de enkele omstandigheid dat er een stuk(je) glas op de vloer lag niet voldoende is om onrechtmatig handelen aan te nemen en daarvan eerst sprake zal zijn indien komt vast te staan dat er sprake was van een, anders dan kort na een incident, dusdanig en onnodig langdurige hoeveelheid glas op de vloer [….] dat […]’.

Die overweging is gegeven als toelichting op c.q. tegen de achtergrond van de hiervoor aangehaalde, door de Hoge Raad geformuleerde, criteria en niet, zoals [gedaagde] bij conclusie na enquête betoogt, althans lijkt te betogen, als een zelfstandig dan wel ander toetsingscriterium voor de beoordeling van de vraag of van onrechtmatig handelen sprake is geweest en [gedaagde] voor daaruit voortvloeiende schade aansprakelijk is. Voor zover die suggestie mocht zijn gewekt, vult de rechtbank het tussenvonnis met deze overwegingen aan.
2.9.

[eiseres] heeft, teneinde aan de haar gegeven bewijsopdracht te voldoen, naast zichzelf (partijgetuige) nog zeven getuigen laten horen, te weten:

[getuige 1],

[getuige 2],

[getuige 3],

[getuige 4], (was er bij)

[getuige 5],

[getuige 6] en

[getuige 7].
2.10.

[gedaagde] heeft in contra-enquête als getuigen laten horen:

[getuige 8] en

[getuige 9].
2.11.

Uit de verklaring van [eiseres], ondersteund door die van [getuige 4], blijkt dat er op de avond van 11 november 2012 meer dan – incidenteel – glas op de dansvloer lag.

[eiseres] verklaart onder meer:

“[…] Van die bar naar de [naam zaal 1] is een soort looppad dat heet officieel niet zo, maar ik noem dat nu zo om het u uit te leggen. De vloer is daar vies. Er ligt bier en modder en je moet oppassen dat je niet uitglijdt als iemand je duwt. Daar was ik wel alert op. Vervolgens zijn we naar de dansvloer gegaan. Daar let je eigenlijk niet op de vloer en je hebt nauwelijks ruimte om op de vloer te kijken. Je danst en je hebt contact met anderen. Ik weet dat ik wel even met mijn voet wat rommel opzij heb geschoven. Er ligt namelijk wel papier en wat glas. Stukken van één of twee vierkante centimeter groot zijn ze wel. U moet zich voorstellen dat als er een glas of flesje kapot valt dat je al dat grotere brokken hebt en van het hele fijne splinter glas. Die grotere brokken heb ik daar wel gezien. Nogmaals ik ben daar niet alert op geweest. Ik schoof het opzij zodat ik mij veilig voelde. Als u mij vraagt hoe ik dat veilig bedoel dan is dat dat ik het idee had dat ik daar niet zou uitglijden en anderen niet op de voeten zou staan en dat is vooral voordat je gaat dansen en niet meer tijdens het dansen.

Volgens mij mag je niet met glas op de dansvloer. Dat gebeurt wel. Er staan veel mensen met flesjes en glazen op de dansvloer te dansen. Vaak zijn ze kennelijk te lui om lege flesjes en glazen naar de bar te brengen en laten ze vallen.[…].

Ik heb niet gemerkt dat er werd schoongemaakt. Ik heb dat daar überhaupt nog nooit zien gebeuren en ik heb ook van anderen gehoord dat ze nog nooit hebben gezien dat er iemand de vloer schoonveegt terwijl de avond nog in volle gang is.[…].”
2.12.

Deze verklaring wordt ondersteund door [getuige 4] (destijds bevriend met
[eiseres]) verklaarde:

“[…] Zij heeft mij wel gevraagd om hier als getuige te komen, omdat ik erbij was toen zij bij [gedaagde] glas in haar voet kreeg.

[….]

Op de avond waarop het incident zich voordeed waren wij in de […] [naam zaal 2] […]. Daar lag flink wat gebroken glas op de vloer van allerlei flesjes en glazen. Voor zover ik weet mag je daar met glas op de dansvloer komen. Ik heb ook nooit gemerkt dat personeel je daar op terug roept. Ik heb nooit gezien dat de vloer schoongemaakt werd tijdens het uitgaan. Pas als [gedaagde] dicht gaat, gaat het licht aan en ik neem aan dat ze dan gaan schoonmaken.

Voor het incident met het glas van [eiseres] heb ik nooit bewust op de vloer gelet. Ik weet dus eigenlijk ook niet of het mij eerder bewust is opgevallen dat er veel glas op de vloeren ligt. Na die dag let ik er wel op en het is mij opgevallen dat er, als ik kom, steeds veel glas op de vloeren ligt. Je kunt geen meter of twee lopen zonder dat er glas ligt op de vloer.

[…]

[eiseres] is toen zij het glas in haar voet kreeg bij [gedaagde] door de EHBO geholpen. In die ruimte waren twee EHBO’ers en er was nog een jongen die ook iets met glas had. Ik weet niet meer precies wat er met die jongen aan de hand was. Ik kan ook niet verklaren wat die jongen precies had, volgens mij had hij in ieder geval zijn been omhoog, gestrekt.

[…].

Wel weet ik dat er een paar weken geleden toen ik bij [gedaagde] was een jongen van het podium viel en met zijn handen in het glas is beland. Ik heb wel vaker gezien dat mensen, vaak na wat drank op, vallen en glas in hun handen, armen etc. hadden.

[….]

Bij [gedaagde] gaat het publiek makkelijk om met glas. Ze dansen ermee, ze praten ermee en ze laten al dan niet moedwillig vallen. Ik zie nooit dat personeel iemand daar op aanspreekt. Ik zie alleen personeel achter de bar.

[…]

Ook de avond waarop het incident plaatsvond heb ik aanvankelijk niet op het glas gelet.

Toen [eiseres] erin trapte heb ik wel rondgekeken en dacht ik ‘Goh er ligt toch wel veel glas’. ”
2.13.

Hoewel de overige getuigen in enquête niet op de avond van 11 november 2012 bij [gedaagde] aanwezig waren, zijn hun verklaringen, zoals hierna zal blijken, wel van belang bij de beoordeling. Het gaat om de verklaringen van de na te noemen getuigen.
2.14.

[getuige 1] (bezoeker van [gedaagde], en via concerten van zijn moeder bekend met
[eiseres]) verklaarde:”In het begin van de avonden lag er nooit zoveel glas. Maar als de avond vorderde werd het steeds meer.

Ik zag wel personeel dat glazen en flesjes van de tafels haalde, maar ik heb nooit personeel gezien dat de vloer schoonmaakte met een bezem of zo.

Als ik naar [gedaagde] ging deed ik altijd wel sportieve schoenen aan. Ik dacht niet na over welke schoenen ik zou aandoen, omdat dat daar glas ligt. Ik dacht dan echt niet ik doe extra stevige schoenen aan, want daar is zo een avond niet voor. […].”
2.15.

[getuige 2] (vriendin van [eiseres], zien elkaar eens per 3 maanden) verklaarde:

“Mijn beeld is dat de vloeren glad waren van de drank en dat er veel glas op de vloer lag. U vraagt mij of dat ook zo op de dansvloeren was. Ja vaak laten mensen daar glazen vallen […].

Als ik buiten kwam bleek ik wel glas in mijn schoenen te hebben. […] Het gaat dan om stukjes van ongeveer een centimeter.

[…].

Ik heb daar nog nooit zien schoonmaken als het om de vloeren gaat. Daar was ook eigenlijk geen ruimte voor. Het is mij wel opgevallen dat bij andere uitgaangelegenheden de vloer wel eens tussentijds met de bezem wordt schoongemaakt.

[…]

[getuige 3] heeft ook glas in zijn voet gehad en is naar het ziekenhuis gegaan nadat hij was uit geweest bij [gedaagde] en verder weet ik wel mensen die glas in hun handen hebben gekregen, omdat zij bijvoorbeeld uitgleden.[…]”.
2.16.

[getuige 3] (bezoeker [gedaagde]) die verklaarde:

“Ik ben ongeveer 2 jaar geleden, dat is dus ergens in 2013 voor het laatst bij [gedaagde] geweest. […]

U vraagt mij of mij iets is opgevallen over de vloeren. Ja, dat is het geval, die waren heel glad. Ik ben daar zelf één keer in het glas gestapt in de podiumzaal. [….].

Toen ik op 26 februari 2012 bij [gedaagde] glas in mijn voet kreeg had ik zomerschoenen aan. [..] Bij [gedaagde] heeft iemand van de EHBO die avond glas uit mijn voet gehaald. Omdat er een stuk was achtergebleven heeft een vriend van mij mij naar het ziekenhuis gebracht. Daar is de rest van het glas er uitgehaald en is mijn voet gehecht.

[…].

Na het incident ben ik nog wel eens bij [gedaagde] uitgegaan. Ik had dan wel stevigere schoenen aan, maar eigenlijk vooral omdat ik die in de winkel mooi vond en daarom kocht. Niet zozeer dat ik nadacht over het glas.

[…]

Er lag ook vaker wel dan niet glas op de dansvloeren, omdat mensen dat vaak laten vallen. Ze doen dat niet altijd expres.”;
2.17.

[getuige 5] (bevriend met [eiseres]) verklaarde:

“[…] U vraagt mij naar het beeld dat ik heb van de vloeren bij [gedaagde]. Ik kan daarover het volgende verklaren. In het begin van de avond waren de vloeren wel goed begaanbaar. In de loop van de avond werd dat minder, omdat er veel glas kwam te liggen en de vloeren glad waren. […] Bij de dansvloeren lag er meer glas. Veel mensen staan met een glas of een flesje op de dansvloer. Volgens mij mag dat ook, ik heb in ieder geval nooit anders gehoord. Ik heb ook nooit gezien dat iemand daarop werd aangesproken door personeel van [gedaagde]. Ik heb nooit gezien dat tijdens het uitgaan door personeel glas werd weggeveegd of werd weggehaald. Mede omdat ik weet dat er veel glas ligt doe ik altijd oude schoenen aan met niet te dunne zolen[…].”
2.18.

[getuige 6] (bekende van [eiseres]) verklaarde:

“[…] U vraagt mij of ik er een beeld van heb hoe de vloeren bij [gedaagde] er gemiddeld uitzien. Die zijn nat en er liggen kapotte flesjes, gebroken glazen etc. Zo’n beetje alles wat er kan liggen ligt er. Dat is ook eigenlijk wel in alle ruimtes het geval en ook op de dansvloeren. Mensen staan daar met glazen en flesjes in hun hand, zowel te dansen als te praten. Geregeld worden er mensen aangestoten die laten dan hun glas of flesje vallen en meestal valt het dan kapot of het wordt kapot getrapt. Ik heb nog nooit gezien dat personeel kapotte glazen of flesjes wegveegt of opruimt. Zo nu en dan zie ik wel personeel hele glazen of flesjes van de vloer rapen. Het kapotte spul blijft liggen.

Pas op het eind van de avond toen het afgelopen was heb ik wel eens gezien dat er schoongemaakt werd.

U vraagt mij of ik er rekening mee hou wat voor schoeisel ik aandoe. De eerste keer heb ik dat niet gedaan en had ik schoenen met dunne zolen aan. Omdat ik daarna doorhad dat er veel glas lag zorg ik sindsdien dat ik schoenen aan het met dikke zolen.

Ik ken geen andere mensen die bij [gedaagde] glas in hun voet hebben gekregen.[…].”
2.19.

[getuige 7] (EHBO-er) verklaarde:

“U vraagt mij hoe vaak ik glasverwondingen aan de voeten en/of de armen/vingers ziet. Dat is niet vaak. Ik ben denk ik in ieder geval vijf jaar bij [gedaagde] werkzaam, en als ik een indicatie moet geven dan denk ik dat ik ongeveer vijf tot tien keer over die hele periode mensen heb gezien die verwond waren door glas. U vraagt mij wat voor glasverwondingen zij dan hebben. Meestal zijn het kleine verwondjes aan de arm/vingers. Meestal hebben de slachtoffers het glas er ook al zelf uitgehaald.

[….]

Als er glas in de voeten zit, is dat meestal door dunne schoentjes gegaan.

[…]

U vraagt mij hoe vaak er op een avond dat ik daar als vrijwilliger werk iemand met een glasverwonding naar een huisartsenpost of naar een ziekenhuis is verwezen. Ik denk in twee jaar tijd gemiddeld twee tot drie keer. […].”
2.20.

Voorts zijn voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang de verklaringen van de getuigen in contra-enquête gehoord.
2.21.

In contra-enquête heeft [getuige 8] (voormalige barvrouw bij [gedaagde]) verklaard:

” Op normale zondagavonden werden er glazen gebruikt. In de vakanties werden plastic bekers gebruikt. Het bier komt bij [gedaagde] uit de tap, andere drankjes, zoals Corona wordt in flesjes verstrekt.

U vraagt mij of er regels zijn omtrent het gebruik van glas. Ik begrijp niet goed wat u bedoelt. U legt mij uit dat u wilt weten of mensen overal met de glazen mogen komen of terug moeten brengen etc.

Wij hebben glazenhalers lopen die alles van de tafeltjes moeten weghalen. In iedere zaal zijn één of twee glazenhalers, afhankelijk van de grootte van de zaal.

U vraagt mij of bezoekers met glas op de dansvloer mogen komen. Ja dat is het geval. En naar aanleiding van uw vraag of er wel eens wat kapot valt, laat ik u weten dat dat wel eens het geval is. Er kan echt wel eens wat glas liggen maar het is echt niet zo dat overal glas ligt of dat je altijd wel ergens als je rondkijkt, glas ziet liggen. Wij zijn daar alert op en de glazenhalers zijn geïnstrueerd om kapot glas van de vloer te halen. Als wij achter de bar zien dat er iets op de vloer ligt, dan halen wij dat ook op. Vanaf de zijkanten van de bar hebben wij wel enig zicht. Glas wordt meestal opgeruimd met stoffer en blik, grotere stukken worden met de hand opgeraapt.

U vraagt mij of ik weet of en hoe vaak er weleens mensen verwond zijn door glas. Het komt weleens voor maar ik heb dat maar een paar keer meegemaakt.”
2.22.

In contra-enquête heeft [getuige 9] (in dienst van [gedaagde]) verklaard:

“[…] Er worden bij [gedaagde] glazen gebruikt voor de gewone drankjes, behalve in de vakanties, dan wordt het plastic gebruikt. Voor shotjes (kleine drankjes) worden plastic bekertjes gebruikt. Er worden ook wel drankjes in flesjes verstrekt. Met de glazen en flesjes mag je overal rondlopen maar meestal staan mensen wel met een drankje aan een tafel. Bij ons is een huisregel dat je niet met glas of flesjes op de dansvloer mag. Als wij het zien, dan spreken we daar iemand op aan en dan vragen we of ze ergens anders willen gaan staan, het liefst aan tafel. Ik ben daartoe op die manier door [gedaagde] geïnstrueerd.

Ik sta meestal in [naam zaal 3], incidenteel heb ik ook wel eens in de [naam zaal 2] gestaan. U vertelt dat andere getuigen hebben verklaard dat ze nooit hebben gemerkt dat er mensen worden aangesproken als ze met glazen of flesjes op de dansvloer staan. Ik doe dat in ieder geval wel en zo ben ik ook geïnstrueerd.

Mijn werkzaamheden als glazenhaler houden in dat ik lege flesjes en glazen van de tafels haal en bij de bar aflever zodat de zaal leeg blijft. Ook ben ik soms wel aanspreekpunt voor gasten.

Kapot glas halen wij altijd van de vloer als we dat zien liggen. Ik gebruik daar vaak een trekker voor. Een enkele keer zie je het wel eens over het hoofd maar dan attenderen klanten er wel eens op. Dat er glas kapot valt, gebeurt “vaak zat”.

Daarmee bedoel ik dat sommige gasten flesjes of glazen gewoon laten vallen of dat er wat valt omdat iemand tegen een tafel ofzo stoot. U vraagt mij of ik een indicatie kan geven hoe vaak ik op een avond glas opruim. Ik ga ongeveer 5 keer op een avond met een trekker over de vloer op plaatsen waar veel glas ligt en tussendoor haal ik met de hand nog wel eens grote stukken glas weg. Ik denk dat dat ongeveer 4 tot 6 keer op een avond is maar het is moeilijk een indicatie te geven, het hangt ook af van hoe druk het is.

Ik ben niet bekend met glas in voeten van gasten, wel in handen. Dat komt dan vaak omdat iemand met een glas in zijn hand, valt.

[…].”
2.23.

Uit de verklaringen van [eiseres] en [getuige 4] in onderlinge samenhang bezien is voldoende komen vast te staan dat er op de avond van 11 november 2012 als gevolg van kapot gevallen flesjes en glazen – meer dan als gevolg van een enkel, soms niet te voorkomen, incident – glas op de dansvloer lag en dat niet adequaat is en werd opgeruimd.

Deze verklaringen worden voorts ondersteund door de overige getuigenverklaringen aan de zijde van [eiseres], uit welke verklaringen in onderlinge samenhang bezien het beeld naar voren komt dat er op uitgaansavonden bij [gedaagde] geregeld het nodige glas op de vloeren, waaronder de dansvloeren lag, er geen (adequate) maatregelen werden getroffen om dat te voorkomen en evenmin adequaat werd gehandeld als er glas op de dansvloeren lag. Dat er geregeld (veel) glas op ook de dansvloeren lag, blijkt ook uit de verklaring in contra enquête van [getuige 9].

Aan de verklaringen van de getuigen in contra-enquête, dat het personeel geïnstrueerd is om niet alleen lege glazen en flesjes van de tafels te halen, maar ook glas van de vloeren te verwijderen en dat zij zulks ook doen, zal niet veel betekenis kunnen worden toegekend. Immers uit de verklaringen in enquête blijkt dat de getuigen die als bezoekers kwamen, nooit hebben gemerkt dat de vloeren tijdens een uitgaansavond werden schoongemaakt. Bovendien hebben meerdere getuigen verklaard dat zij bekend zijn met meerdere bezoekers die glas in hun handen hebben gekregen en ook, zij het in mindere mate, in de voeten. Dat toch met enige regelmaat bezoekers die uitglijden, glas in handen of armen hebben, zou bij een adequaat schoonmaakbeleid ten aanzien van gevallen glas niet mogelijk moeten zijn.

De EHBO-ers bij [gedaagde] aanwezig zagen eveneens, zo blijkt uit de verklaring van [getuige 7], met enige regelmaat bezoekers met glas in ieder geval hun handen en armen.
2.24.

Door drankjes in glazen en/of flesjes te verstrekken, zonder duidelijk voor iedere bezoeker kenbaar en gehandhaafd verbod om daarmee op de dansvloer te komen, is sprake van gevaarzetting door [gedaagde]. [gedaagde] had er op bedacht moeten zijn dat bezoekers niet altijd op de mogelijke aanwezigheid van glasscherven op de dansvloeren en het daaraan verbonden risico op verwondingen bedacht waren en ter voorkoming daarvan steeds die oplettendheid en voorzichtigheid in acht namen, die wellicht gewenst zou zijn om glasverwondingen te voorkomen. Dat zou spontaan dansen, waartoe zo’n gelegenheid toch is bedoeld, overigens ook illusoir maken. Nu, zoals uit de verklaringen blijkt, met enige regelmaat bezoekers uitgleden en glas in hun handen en armen kregen en ook een eerdere bezoeker (getuige [getuige 3]) glas in zijn voet heeft gekregen waarmee hij zich bij de EHBO van [gedaagde] heeft gemeld, moest [gedaagde] bekend zijn met het risico op letsel en zich realiseren dat daaruit ook wel eens ernstiger letsel dan een relatief onbeduidend wondje als gevolg van een enkele, eenvoudig te verwijderen glassplinter, kan ontstaan. [gedaagde] had ter voorkoming hiervan relatief eenvoudige maatregelen kunnen nemen door: of geen drank uit glas en flesjes te schenken en/of door een duidelijk en voor iedere bezoeker kenbaar en gehandhaafd verbod op gebruik van flesjes en glazen op de dansvloer. Dat van enig adequaat beleid ter zake sprake is geweest, is uit de getuigenverklaringen niet gebleken. De bij conclusie van antwoord genoemde huisregels (randnummer 29) waarin zou staan dat glazen niet op de dansvloer zijn toegestaan, zijn, behoudens door [eiseres], die verklaarde dat zij meende dat glas op de dansvloeren niet is toegestaan, door geen van de getuigen genoemd, daargelaten dat van enige adequate handhaving van dergelijke huisregels niet is gebleken.

Dat het personeel zou zijn geïnstrueerd glas van de vloer te halen en [getuige 9] heeft verklaard dat hij dat ook zo’n vijf keer per avond deed, wordt op geen enkele wijze herkend door één van de getuigen, bezoekers, aan de zijde van [eiseres].
2.25.

De rechtbank is op grond van de afgelegde getuigenverklaringen van oordeel dat [eiseres] in de haar gegeven bewijsopdracht is geslaagd. Dit betekent dat het ervoor dient te worden gehouden dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld. [gedaagde] had er op bedacht moeten zijn dat bezoekers niet altijd op glasscherven op de vloer bedacht zijn, niet op voorhand stevig schoeisel aan doen, en/of de kans op ook ernstig letsel als gevolg van vallen op trappen in glasscherven reëel is. [gedaagde] had op betrekkelijk eenvoudige wijze voorzorgsmaatregelen kunnen nemen door in plaats van glazen, plastic te gebruiken, waar mogelijk, een verbod om met glazen/flesjes op de dansvloeren te komen in te stellen en te handhaven, alsmede haar personeel te instrueren en, voor zover dat is gebeurd, er ook op toe te zien dat zij met regelmaat de vloeren adequaat schoonmaken.

Derhalve is [gedaagde] voor de schade die [eiseres] als gevolg van het onrechtmatig handelen heeft geleden en lijdt, aansprakelijk, eventuele eigen schuld daargelaten. De gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven.
2.26

Vervolgens zal moeten worden geoordeeld over het gevorderde voorschot. Nu evident is dat [eiseres] schade heeft geleden is het toewijzen van enig voorschot aangewezen. De hoogte daarvan staat evenwel gelet op de betwisting door [gedaagde] ter discussie, met name omdat het causaal verband tussen de het ongeval en de schade wordt betwist.

Voorts heeft [eiseres] een verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom de schade thans niet verder afgewikkeld kan worden en verwijzing naar de schadestaat noodzakelijk is. De rechtbank wenst daarover nader geïnformeerd te worden. Voorts dringt zich de vraag op of ook uit het oogpunt van proces-economie wellicht mogelijk is de zaak ook voor wat betreft de vragen omtrent causaliteit, eigen schuld en bepaling van de omvang van de schade af te doen.

De rechtbank wenst hierover, alvorens verder te oordelen, met partijen verder van gedachten te wisselen en zal daartoe een comparitie van partijen gelasten, waarbij de zaak tevens verwezen wordt naar de meervoudige handelskamer van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.

In het kader van die comparitie, die derhalve bij de meervoudige kamer zal plaatsvinden, wordt partijen verzocht zich in verband met de causaliteitsvraag voor te bereiden op eventueel te benoemen deskundige(n) en de vraagstelling.

Naast voornoemde inlichtingen zal de comparitie van partijen tevens gebruikt worden om de mogelijkheden tot het treffen van een schikking te onderzoeken.
2.27.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing

De rechtbank

I. beveelt partijen om te verschijnen in persoon (rechtspersoon deugdelijk vertegenwoordigd) voor de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel,

locatie Almelo voor het verstrekken van nadere inlichtingen en het beproeven van een schikking en wel op een nader, in overleg met partijen, vast te stellen dag en tijdstip;

II. verwijst de zaak naar de rol van 21 september 2016 voor het bepalen van dag en tijdstip waarop de comparitie van partijen zal plaatsvinden; beide partijen kunnen vóór of uiterlijk op die zitting schriftelijk opgeven op welke dagen zij in de drie maanden nadien verhinderd zijn, maar dienen bij die opgave ten minste tien dagen, dan wel twintig dagdelen, vrij te laten waarop de comparitie zou kunnen plaatsvinden;

III. bepaalt dat voor het opgeven van verhinderdagen geen nader uitstel zal worden verleend;

1V. wijst partijen erop dat de brief inzake de dagbepaling van de comparitie aan partijen zal worden verzonden binnen twee weken na voornoemde rolzitting en dat partijen telefonisch contact met de griffie dienen op te nemen indien zij binnen deze termijn van twee weken deze brief niet hebben ontvangen;

V. wijst partijen erop dat de comparitie zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien partijen bij hun opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagen of dagdelen vrij laten;

VI. bepaalt voorts dat de comparitie in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;

VII. eventuele aanvullende stukken dienen partijen uiterlijk 10 werkdagen voor de te houden comparitie aan de griffie toe te zenden met afschrift aan de wederpartij;

VIII. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E.W. de Groot en op 7 september 2016 in het openbaar uitgesproken door mr. M.M. Lorist in tegenwoordigheid van de griffier.

Publicatie datum: 27 september 2016 15:42:58
Bron: Bekijk

Terug